De OPP kent een verdeling tussen vakken die worden beoordeeld op kennis en vaardigheden en vakken die worden beoordeeld op kennis, vaardigheden en attitude. Deze verdeling heeft te maken met de opbouw van het curriculum van de OPP. Er zijn een aantal kortlopende theoretische vakken die gericht zijn op het overbrengen van theoretische kennis en de bijbehorende praktische vaardigheden. Daarnaast zijn er vakken en projecten waarbij naast kennis en vaardigheden de attitude een meer prominente rol speelt. In de ontwikkeling naar het productieleiderschap staat de persoonlijke groei en vorming van de student centraal. Een goede productieleider is in staat om adequaat om te gaan met complexe situaties die zich inhoudelijk, technisch, organisatorisch en artistiek voordoen. Het is hierbij van groot belang hoe de productieleider inspeelt op de intermenselijke relaties binnen het team. Het leren kennen van de eigen mogelijkheden, grenzen, valkuilen en kracht en die inzetten als tool ten behoeve van het team behoort tot een belangrijke vaardigheid van de professionele productieleider. De docenten die beoordelen op kennis, vaardigheden en attitude zijn de docenten waarin het persoonlijke groei en ontwikkeling onderdeel onlosmakelijk verbonden is aan het vak.

Er zijn ook een aantal vakken die alleen worden beoordeeld op aanwezigheid. Dit zijn vakken waaraan een zeer beperkt aantal uren wordt gewerkt of projecten waarin de ervaring centraal staat. Docenten die jou als student alleen beoordelen op aanwezigheid of op de ontwikkeling van jouw kennis en vaardigheden kunnen natuurlijk ook feedback geven op jouw attitude. Maar zij beoordelen deze attitude niet omdat zij de student niet voldoende als potentiele productieleider aan het werk zien. 

Binnen de overkoepelende landelijk vastgestelde competenties voor het theateronderwijs, heeft de OPP beoordelingscriteria voor de attitude geformuleerd die afgeleid zijn van de vereiste attitude om het succesvol uit te kunnen oefenen beroep en die voortkomen uit onze missie: 
De productieleider van de toekomst verhoudt zich professioneel tot de wereld, zichzelf, het proces, het beroep, het team en de kunst. Hij of zij doet dit met kennis van zaken en op een open-, flexibele-, onderzoekende-, (maatschappelijk) betrokken-, eigen-, pro-actieve-, kritische- en sensitieve wijze. 


Deze criteria worden beoordeeld aan de hand van wat de student laat zien binnen projecten en vakken in de ontwikkeling naar het toekomstig productieleiderschap. 

Tentamens/eindopdrachten en beoordelingen 
In (bijna) alle vakken wordt gekeken naar kennis – heeft de student voldoende kennis over het onderwerp – en de vaardigheden waarmee de kennis wordt toegepast. Bij aanvang van een lessenreeks bespreekt de docent met de studenten wat de doelstellingen en de beoordelingscriteria van het vak zijn. Vakken worden afgesloten met een eindopdracht(en) en incidenteel met een tentamen. Gemaakte opdrachten of tentamens worden beoordeeld met een vijfpuntsschaal; onvoldoende / matig / voldoende / ruim voldoende / goed. Ieder vak dient te worden afgesloten met minimaal een voldoende, waarbij de student recht heeft op een herkansing, tenzij vooraf is aangegeven dat het vak of onderdeel niet kan worden herkanst. De (eind)opdracht of het tentamen dient door de docent altijd te worden teruggeven aan de student, met feedback over het ingeleverde werk. Het streven is om tentamens en opdrachten binnen drie weken van feedback te voorzien. Van de docent wordt verwacht dat hij/zij aanspreekbaar is voor eventuele vragen over de beoordeling. Wij vragen de docenten ook tussentijds feedback te geven aan de student als dit nodig of gewenst is. Een student kan dit ook zelf vragen aan een docent. 

Integrale beoordeling 
Aan het eind van elk semester van studiejaar 1 en 2, en aan het eind van het 2e- semester in studiejaar 3, vindt een beoordelingsvergadering plaats, waarin jij als student integraal vakoverstijgende wordt beoordeeld. Dit gebeurt op basis van de ontwikkeling van jouw attitude waarvoor de eerder genoemde beoordelingscriteria worden gebruikt en de beoordeelde vakken en projecten in het desbetreffende semester. 
Bij deze beoordelingsvergadering zijn alleen de docenten betrokken die naast kennis en vaardigheden, ook de attitude van jou als student kunnen beoordelen. De andere docenten, die jouw alleen op kennis en vaardigheden hebben beoordeeld, leveren een schriftelijke beoordeling aan, die meeweegt in de vergadering, maar doorslaggevend is. De vergadering wordt voorgezeten door de artistiek leider van de opleiding, daarnaast is de mentor van de studenten aanwezig als toehoorder en als representant van de student. 

De vakken waarvan de docenten deel uitmaken van de beoordelingsvergadering: 
Jaar 1, semester 1:     introductie productie podiumkunsten, beweging, dramaturgie, filosofie, muziektheorie 
Jaar 1, semester 2:     belichting, cultuurbeleid, dramaturgie, filosofie, projectmanagement, voorstellingsorganisatie
Jaar 2, semester 1:     beweging, cultuurbeleid, cultureel ondernemen, democratische rechtsstaat, HOE workshop decor/kostuum
Jaar 2, semester 2:     creative producing, dramaturgie, managementvaardigheden, technische productie & tourmanagement, stagedocent (niet beoordelend)
Jaar 3, semester 2:     stagedocent, docenten/begeleiders van DCU en MPA

Individuele voortgang gesprekken met studenten 
Naar aanleiding van de resultaten van de beoordelingsvergadering heeft de studieleiding individuele studievoortgang gesprekken met de individuele student. De mentor is hierbij aanwezig als steun voor de student. Ook heeft de student de mogelijkheid om een medestudent uit hetzelfde jaar als toehoorder mee te nemen naar het gesprek. 

Meer uitgebreide informatie over de regelgeving is te vinden in het OER Onderwijs- en Examen Reglement

 

Bekijk hier de extra richtlijnen op de OER i.v.m. Corona.

Delen