Bij de regieopleiding Amsterdam leer je een ambacht en krijg je ruimte voor persoonlijke ontwikkeling. Het vergaren van kennis én vaardigheden helpen je om je eigen artistieke handtekening te vinden. Ieder blok is er in de middag een praktijkopdracht (maken van scenestudies en voorstellingen) waarin je wordt uitgedaagd om je persoonlijke visie, je vakvaardigheden en opgedane kennis in de praktijk te brengen. Dit zijn opdrachten die je ook in het werkveld tegen zou kunnen komen. In jaar 1 tot en met 3 krijg je, naast deze praktijkopdrachten 's middags, ook elke ochtend theoretische vakken zoals theatergeschiedenis, cultuurbeschouwing, dramaturgie, voorstellings- en tekstanalyse, filosofie en praktische vakken zoals spelregie en ademtechniek. Het vierde jaar staat in het teken van afstuderen.

Jaar 1 en 2
De eerste twee jaar leggen een theoretische en praktische basis. Het werk is gericht op het vinden van je ‘artistieke kern’ en het aanleren van vakmatig gereedschap. Denken over vorm en inhoud (en het vinden van woorden hiervoor) staat centraal. Hoe verhoud je je tot materiaal, wat zijn mogelijke werkwijzen en invalshoeken? Het ambacht van de regisseur kenmerkt zich door de vragen: wat wil je maken, waarom ga je het maken, hoe ga je het maken, met wie en voor wie? Daarnaast is het eerste jaar gericht op de student: hoe land je in de opleiding, hoe vind je een goede manier om te studeren? Persoonlijke coaching en mentoruren zijn een verplicht onderdeel binnen het curriculum. Het tweede jaar is gericht op kennismaking met verschillende interdisciplinaire maakprocessen. In dit intensieve jaar zet je grote stappen door telkens opnieuw je eigen ideeën te bevragen en in teams samen te werken. Je leert verantwoordelijkheid dragen, delegeren en motiveren. Je leert de taal spreken van je vormgever, acteurs, componist, musici en dramaturg. Hoe gaan vorm en inhoud samen? Hoe spreek je hierover met anderen en hoe werk je vanuit complementariteit samen?

Jaar 3 en 4
Het derde en vierde jaar draaien om de vraag hoe jouw regisseurschap vorm krijgt. Je plaatst je kunst en werkwijze meer en meer in de wereld om je heen, je maakt werk van grotere omvang. Je krijgt lessen veldoriëntatie en artistiek ondernemerschap. In het derde jaar ga je terug naar de basis: wat en wie heb je nodig om tot creativiteit te komen? Je leert resultaatgericht denken en handelen, samen met het artistieke team van vormgevers, ontwerpers, technici en acteurs. Hoe ga je om met hun artistieke input zonder jouw eigen noodzaak kwijt te raken? Wanneer stuur je en wanneer geef je ruimte? En op welke manier communiceert je werk met een publiek? Je werkt toe naar je eerste stuk in de grote zaal, terwijl je ondertussen een plan maakt voor het afstudeerjaar. Het vierde jaar richt je zelf in. Je loopt stage en maakt twee eindwerken: één voor de grote zaal met alles erop en eraan en één meer onderzoeksmatig studioproject. De invulling moet passen binnen je leerplan en worden goedgekeurd door de afstudeercommissie (bestaande uit 4 outside eyes) van de opleiding. Je sluit af met een artistiek statement en een toekomstplan. 

Toetsen en beoordelen
Naast de algemene richtlijnen schrijft elke student bij de regieopleiding aan het einde van elke periode een plaatsbepaling. Wat heb je geleerd en wat zijn je leerdoelen voor de komende periode? Daarnaast worden alle vakken en projecten mondeling geëvalueerd tussen docent en studenten. Soms 1 op 1, soms klassikaal. Dit zijn reflectiemomenten om het werk te bespreken, de voortgang van de student en de werking van het vak of project.  Daarna schrijven de docenten voor alle studenten een persoonlijke feedback. Deze doorlopende evaluaties zijn ondersteunend (formatief). 

Tweemaal per jaar vindt (in leerjaar 1, 2 en 3) de integrale beoordeling plaats. Dat zijn de momenten waarop je voortgang a.d.h.v. de competenties wordt besproken en beoordeeld (summatief). De inhoudelijke feedback en feedforward van alle vakken en projecten en de laatste plaatsbepaling van dat semester komen aan de orde. De vergadering vindt plaats tussen studieleider, (gast)docenten, mentor en steeds 1 student. Hier worden schriftelijke verslagen van gemaakt. Je krijgt een mondelinge terugkoppeling door de mentor en studieleider en stelt eventueel je leerdoelen voor de komende periode bij. Uiteindelijk wordt in de hele cyclus je werk en je ontwikkeling geëvalueerd en beoordeeld. 

OVERZICHT ONDERWIJSPROGRAMMA
Zie pdf

Delen