Praktijkbegeleiders
Cecile Heuer, Sabrina van Halderen, Els van der Jagt, Sassan Saghar Yaghmai, Jan Taks, Tom Willems, Jan Willem Slort

Periode, duur
 
Gedurende de eerste 3 semesters, van de opleiding 8 uur per week 
 
Studiebelasting 
Contacttijd met praktijkbegeleider 56 uur individuele begeleiding   
Zelfstandig werken in de praktijk 448 uur (inclusief voorbereiding) 
 
Bijdrage aan de competenties 
1.1,1.2,1.3,1.4,1.5, 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 3.1.., 3.2., 3.3, 3.4., 3.5., 3.6., 4.1., 4.3., 4.4., 4.5., 4.6., 5.1., 5.5., 5.6., 6.3.

Inhoud 
Binnen de opleiding wordt er beroepspraktijkervaring opgedaan in verschillende werkvelden. Studenten moeten bij aanvang van de studie over een praktijkplek beschikken (tenminste 8 uur per week). Dit kan een plek zijn waar ze betaald of onbetaald werkzaamheden verrichten die aansluiten bij het vak van de theaterdocent. Op de praktijkplekken kunnen studenten dat wat geleerd is toepassen en daarnaast nieuwe vragen voor het eigen leerproces opdoen. De praktijkplek dient daardoor als inspiratiebron voor de cases die de student aandraagt tijdens de lessen. Zo ontstaat er een wisselwerking tussen het programma dat op de Academie wordt gevolgd en het praktijkgedeelte. 
De leerdoelen, geformuleerd door de student en praktijkbegeleiders, zijn medebepalend voor de keuze van nieuwe praktijkplekken. De praktijkplekken moeten voldoen aan een aantal variabelen zoals werken met grote en kleine groepen, formeel onderwijs (P.O. en V.O.), diversiteit. De begeleiding van de studenten bij werkplekken en stageplekken is in handen van praktijkbegeleiders van de opleiding. 
 
Leerdoelen 
De leerdoelen worden door studenten zelf geformuleerd op basis van hun ontwikkeling op dat moment en hun leerbehoefte. 
Dit omdat de startpositie van iedere student sterkt verschilt. Sommige studenten hebben een grote ervaring in het lesgeven. Anderen hebben geen enkele ervaring. Er zijn ook algemene leerdoelen die voor alle studenten gelden. 

  • De student is in staat spelers/leerlingen mee te nemen in de verbeelding. 

  • De student heeft oog voor de theatrale mogelijkheden van opdrachten. 

  • De student is in staat een heldere opbouw aan te brengen in de les/repetitie. 

  • De student heeft oog voor zijn/haar spelers of leerlingen, hun ontwikkeling en dat wat ze nodig hebben om zich door te kunnen ontwikkelen. 

  • De student maakt de indruk zijn/haar arsenaal aan theaterpedagogische inzichten en vaardigheden uit te willen breiden en kan hier woorden aan geven.  

Opmerking 
Het werken op de praktijkplekken is gekoppeld aan de input van het programma op de academie. De vakken Overdracht Theorie en Vloer zijn verbindingsvakken. Tijdens de vloerweekenden komen de praktijk en het programma van de maandagen samen. In de weekenden wordt op basis van een maakopdracht gewerkt met ongetrainde spelers van verschillende leeftijden en achtergronden. 

Werkvorm 
Praktijkopdrachten, reflectieopdrachten 

Wijze van beoordeling
Indien de student minimaal 90% van de vereiste praktijkuren heeft gewerkt en  aan alle opdrachten heeft voldaan, ontvangt de student feedback/ feedforward van de praktijkbegeleider. Daarnaast ontvangt de student een overzicht van de mate van beheersing per afzonderlijk criterium.
De student scoort ook zelf de mate van beheersing en kan zelf criteria toevoegen aan de reguliere lijst.
Er zijn twee toetsmomenten binnen het praktijkonderwijs waarbij de student mede door iemand anders dan de eigen praktijkbegeleider wordt beoordeeld.    

Criteria Jaar 1
De student:

  1. kan vanuit een onderzoekende houding bronnen vertalen naar theatrale concepten en materiaal 

  2. kan vanuit verbeeldingskracht werken en hierbij theatrale middelen toepassen 

  3. kan inspireren en "de ander" als medemaker inzetten binnen zijn/haar proces 

  4. toont in zijn handelen kennis van (vak)didactiek, psychologie, pedagogiek en onderwijskunde 

  5. De kan vanuit zijn/haar didactische visie een eigentijdse & betekenisvolle leeromgeving creëren 

Jaar 2
De student:

  1. onderzoekt als theatermaker persoonlijke of collectieve fascinaties en bronnen in verschillende contexten en vertaalt deze vanuit een artistieke visie naar concepten, theatraal materiaal en theaterproducten 

  2. werkt vanuit verbeeldingskracht en benut hierbij een breed scala aan kennis van theater, theatrale vaardigheden, middelen en materiaal. 

  3. brengt op inspirerende wijze (een deel van) interdisciplinaire en/of theaterproducten tot stand waar ‘de ander’ een onmisbaar onderdeel van is. 

  4. demonstreert inzicht in artistieke processen en producten en reflecteert op de wijze waarop deze ervaringen veroorzaken. 

  5. De student kan vanuit zijn/haar didactische visie een eigentijdse & betekenisvolle leeromgeving creëeren 

  6. toont in zijn didactisch handelen adequate kennis van (vak)didactiek, psychologie, pedagogiek en onderwijskunde. 

  7. creëert eigentijdse leeromgevingen vanuit een coherente didactische visie die in het perspectief van de ontwikkeling van de lerenden betekenisvol zijn. 

  8. realiseert gedifferentieerde en gepersonaliseerde leerprocessen. 

  9. signaleert, benoemt en begeleidt de individuele talenten en mogelijkheden van lerenden en stimuleert hun doorgaande ontwikkeling. 

Delen