Periode, duur
Jaar 1, 1ste semester, 7 weken

Studiebelasting
Contacttijd: 70 uur
Zelfstudie: 30 uur

Bijdrage aan de competenties
1.1  1.2  1.3  1.4  2.6 3.3  5.1

Inhoud
Aan de hand van een thema of repertoiretekst gaan we theatermaken vanuit verschillende bronnen. Deze bronnen worden grotendeels door de studenten zelf ingebracht en bestaan uit beeld, geluid, taal en ‘de ander’. Gebaseerd op deze bronnen zullen we vele ‘maakroutes’ bewandelen om tot theatraal materiaal te komen. Hierin wordt steeds onderzocht wat de student zelf wil vertellen, in relatie tot het thema en de bron. Wat doet er voor jou toe, wat fascineert je en hoe relateert dat tot de wereld en anderen buiten jezelf? En: hoe kun je dat zo vertalen dat je het middels theater met anderen kunt delen?
Middels vele maakopdrachten onderzoeken we hoe vorm en inhoud samenhangen, met ook aandacht voor de relatie tussen publiek-performer-ruimte. Uiteindelijk mondt dit uit in een montage die gemaakt wordt onder leiding van de docenten gebaseerd op het materiaal dat de weken ervoor ontwikkeld is. Deze montage vormt de presentatie voor publiek.

Leerdoelen

  • De student kan zijn eigen fascinatie onderzoeken en benoemen in relatie tot ‘de wereld’ en anderen dan zichzelf;
  • De student kan bronnen verzamelen en analyseren;
  • De student kan vanuit verschillende bronnen (beeld, geluid, taal) via onderzoek en analyse (zowel aan tafel als op de vloer) tot theatraal materiaal komen;
  • De student kan eigen smaak en bronnen inbrengen, als ook buiten bekende paden treden;
  • De student kan het theatrale materiaal duiden (vorm en inhoud) en door afwisselend gebruik te maken van intuitie en ratio verder ontwikkelen.

Werkvorm(en)
We benaderen het werkproces tijdens dit blok als een gezamenlijk laboratorium en speeltuin, waarin de studenten steeds verschillende rollen vervullen. Dat kan die van maker/docent, speler, publiek, analyticus zijn. Vanuit al die perspectieven gaan we gezamenlijk het onderzoek aan omtrent hierboven beschreven uitgangspunten en doelen.

Dit doen we aan de hand van zowel solo- als gezamenlijke opdrachten die in kleine groepen uitgevoerd worden. Soms is één van de studenten expliciet de maker van zo’n groepje, dan weer werkt het groepje als collectief. Denk hierbij aan: verzamelopdrachten, gezamenlijke nabesprekingen, maakopdrachten, schrijfopdrachten, film/foto-opdrachten, met als eindpunt een montage onder leiding van de docenten gebaseerd op een selectie uit het gemaakte materiaal.

Wijze van beoordeling
Verschillende solo- en groepsopdrachten gedurende het traject.Het formuleren van eigen fascinaties en benoemen van werking van het theatrale materiaal.

Beoordelingscriteria

  1. De student kan de bronnen omzetten in theatraal materiaal en daarbij gebruik maken van ruimtelijk (ruimte)&vormmatig (vormgeving) inzicht. 
  2. De student kan de bronnen omzetten in theatraal materiaal daarbij gebruik makend van inhoudelijk (betekenis) inzicht.
  3. De student kan de bronnen omzetten in theatraal materiaal daarbij gebruik makend van spelmatig (lichaam) inzicht.
  4. De student kan de eigen fascinatie onderzoeken, benoemen en relateren tot de wereld buiten de privé sfeer.
  5. De student kan reflecteren op gemaakt theatraal materiaal qua vorm en inhoud.
  6. De student toont nieuwsgierigheid naar het werk en de bronnen van anderen, kan samenwerken en inbreng van anderen gebruiken in eigen maakproces.
Delen