Periode, duur
Jaar 1, 2de  semester, blok 4 (5 weken)

Studiebelasting
Contacttijd: 50 uur
Zelfstudie: 15 uur verspreid over 5 weken

Bijdrage aan de competenties
1.1  1.2  1.3  1.4  3.3  5.1

Samenvatting van de inhoud
De speler als theatraal lichaam staat centraal in dit blok. Zowel praktisch/ervarend, als theoretisch en analyserend.De studenten krijgen fysiek- ruimtelijke speltechnieken aangeboden en leren te maken vanuit spel waaraan 5 domeinen ten grondslag liggen: biodynamiek, vormgeving, betekenis, ruimte, toeschouwer.

Behandelde speltechnieken zijn:
Een mime training van Jan Taks (bewust van plaatsing lichaam in ruimte, ten opzichte van actuele (werkelijke) en virtuele (denkbeeldige/opgeroepen in verbeelding) ruimte. Dit bewustzijn kunnen incorporeren in handeling/spel. Leren partituur/bewegingssequentie te maken, met richting, focus, dynamiek. En deze partituur levendig houden door het te manipuleren, erin en uit te kunnen stappen en erop te kunnen variëren. Via focus het publiek hierin meenemen.

Een viewpoint-training van Frances Sanders waarin de speler het onderzoek verdiept ten aanzien van de 5 domeinen in improvisatorische en compositorische context. De studenten krijgen de basisbeginselen van de theorie van maken vanuit de 5 domeinen – waarbij het onderscheid tussen performatief en transformatief spel extra aandacht krijgt.

Leerdoelen
Leren autonoom en creatief om te gaan met de aangeboden speltechnieken.
Zicht krijgen op de relatie en dynamiek tussen de 5 domeinen.
Mogelijkheden leren onderzoeken in relatie spelen en maken.
Engagement en fascinatie leren te verbinden met lesstof en pedagogische aanpak docenten.
Reflecteren op functioneren als speler en maker en hier sturing aan geven.

Werkvorm(en)
Het blok begint met trainingen op de vloer en theorielessen aan tafel. De laatste week wordt toegewerkt naar een presentatie voor publiek. Er wordt gewerkt in langere dagen, zodat de alle tijd en focus naar dit project gaat. In de presentatie zijn basisafspraken vastgelegd, maar blijft voldoende ruimte om te improviseren.

Wijze van beoordeling
De studenten worden beoordeeld op participatie en op openheid naar het onbekende.
Ook de zelfreflectie wordt als wezenlijk onderdeel van het leerproces meegenomen in de beoordeling.
Het gaat om eerstejaars studenten, dus de docenten zullen in hun beoordeling ook een advies geven ten aanzien van het vak-perspectief.

Beoordelingscriteria

  1. De student kan als speler autonoom en creatief omgaan met de aangeboden speltechnieken.
  2. De student toont in handelen en reflectie zicht op de dynamiek tussen de 5 domeinen: inhoud, (lichaam) spel, vorm, ruimte en publiek.
  3. De student onderzoekt de mogelijkheden om vanuit spelen naar maken te komen.
  4. De student kan eigen engagement en fascinatie aanspreken binnen de lesstof en pedagogische aanpak van de docenten.
  5. De student kan reflecteren op eigen functioneren als speler en als medemaker en kan hier sturing aan geven.
Delen