Periode, duur
Jaar 1, 1e  semester, 6 weken

Studiebelasting
Contacttijd: 60 uur
Zelfstudie: 10 uur verspreid over 5 weken

Bijdrage aan de competenties
1.1  1.2  1.3  1.4  1.5 2.6 3.3  5.1

Inhoud
Het project is op de opleiding een eerste kennismaking met een interdisciplinaire werkwijze. Centraal hierbij staat de invloed van licht op de mens in de theatrale ruimte. De studenten leren de stof vanuit de verschillende disciplines, te weten spel en licht, los van elkaar te benaderen en in een later stadium met elkaar te verbinden tot een theatraal geheel.

De theatrale ruimte leren vormgeven door middel van belichting zonder decor en de keuze voor de ruimtelijke indeling van de theaterstudio hebben in dit project de focus. De workshop belichting in de eerste week beoogt het leren kijken naar licht, het aanboren en stimuleren van de creativiteit op het gebied van belichting en het vertrouwd raken met de technische kant van belichting. Het gaat hierbij om een vrije, associatieve kennismaking en oefening in belichting. Dit alles gebeurt middels het ‘driedimensionaliseren’ van schilderijen.

De workshop in de tweede week start met een korte analyse en interpretatie van in viertallen gekozen schilderijen. Met het schilderij als startpunt werken de studenten verder aan ruimtelijke vormgeving, kostuum, spel en bewegingsmateriaal. De studenten maken een lichtplan enerzijds en bewegingsmateriaal anderzijds. Door uitwisseling van beide materialen wordt gezocht naar verdere uitwerking in het kader van een interdisciplinair gelijkwaardige dialoog.

De scènes, die vanuit de belichting en beweging ontstaan, worden in de derde week aan elkaar gemonteerd en tot een geheel gemaakt. Hierbij is het leren maken van overgangen tussen scènes belangrijk. Dramaturgie van het licht en dramaturgie van de ruimte vormt daarbij de leidraad.

Het project wordt afgerond met een presentatie. Gedurende het proces wordt voortdurend gereflecteerd op de werkwijze binnen een associatief en intuïtief kader waarbij het vertrekpunt vanuit vormonderzoek een drijfveer is. Montage technieken zoals, ritme, dynamiek, herhaling zijn onderdeel van het laatste stadium. Ook wordt hier gekeken welke inhoud het vorm onderzoek heeft opgeleverd en hoe het materiaal vanuit dit oogpunt verder aangescherpt kan worden. Taal kan hierbij een ondersteunende discipline zijn.

Leerdoelen

  • De student is in staat om een 2D beeld om te zetten naar een 3D beeld waarbij belichting en vormgeving een wezenlijk onderdeel vormt. Hierbij kijkend vanuit het oogpunt van vertaling en met inzicht in wat het ontwikkelde beeld oproept.
  • De student is in staat om vanuit een schilderij een belichting te maken met inzicht in werking en sfeer.
  • De student is in staat om vanuit beeld, op intuïtieve en associatieve wijze bewegingsmateriaal te maken. Hierbij aandacht hebbend voor bewegingskwaliteit, dynamiek, ruimte en intentie.
  • De student is in staat om materiaal door te ontwikkelen en verder uit te werken, waarbij kijken, duiden en keuzes maken een wezenlijk onderdeel is.
  • De student heeft inzicht in dramaturgie van de ruimte, dramaturgie van licht en is instaat om vanuit montage technieken, zoals reis door de ruimte, herhaling, ritme, dynamiek, inhoud mee te denken over een mogelijk geheel.
  • De student is in staat om vanuit spel een onderzoekende houding aan te meten en te blijven groeien in het spel/bewegingsmateriaal.
  • De student is in staat om een open houding aan te meten waarbij een ja-mentaliteit en kijken vanuit ambacht van wezenlijk belang is in tegen stelling tot kijken vanuit smaak en werken aan een eigen signatuur.

Werkvorm(en)
Er wordt gewerkt aan de hand van opdrachten die zelfstandig worden uitgevoerd en uitvoerig worden nabesproken. Aan de hand van het ontstane materiaal wordt gezamenlijk naar een eindpresentatie toe gewerkt en nemen de docenten steeds meer de regie over het geheel.

Wijze van beoordeling

  1. Kies een schilderij met interessant licht inval. Vertaal dit schilderij naar een 3D beeld.
  2. Wat roept dit beeld op aan associaties, wat zou erin kunnen gebeuren.
  3. Kies een schilderij wat als inspiratie kan dienen voor zowel een lichtplan als bewegingsmateriaal.
  4. Maak een lichtontwerp met het schilderij als inspiratiebron.
  5. Maak een bewegingsfrase aan de hand van het schilderij.
  6. Bedenk aan de hand van al het materiaal dat ontstaan is een montage.
  7. Bedenk op associatieve wijze taal mogelijkheden die het ontwikkelde materiaal zouden kunnen ondersteunen en een inhoudelijk kader zouden kunnen geven.
  8. Denk na over een rode draad in het totaal aan materiaal.

Beoordelingscriteria
De studenten maken eigen beoordelingscriteria gekoppeld aan de leerdoelen en het proces, ze beoordelen zichzelf en vervolgens beoordelen de docenten de studenten ook.

Delen