Periode, duur
Jaar 1, semester 1

Studiebelasting
Contacturen 14 uur, zelfstudie 8 uur

Bijdrage aan de competenties
1.1, 1.4, 1.5, 3.1, 3.2, 3.3, 4.1, 5.1, 5.3, 5.4, 5.6, 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6

Inhoud
Dramaturgie/tekstanalyse bestaat uit enerzijds begrip aankweken voor  de ambachtelijke kant van een toneeltekst: wat doet de schrijver en welk effect wordt daarmee beoogd. Anderzijds zijn de lessen gericht op specifiek inzicht in de tekst zelf door middel van close reading. Wat staat er precies, wat denkt de student daar zelf allemaal bij, hoe interpreteert men in de groep wat er staat. Hoe discussieer je daarover.
Aan bod komen de historische achtergronden, de vaste onderdelen van de Griekse tragedie, het belang van het koor, opbouw van de personages en de heersende theaterconventies in de Griekse Oudheid.
Hiernaast wordt sociale en antropologische gevoeligheid ontwikkeld inzake de mimetische begeerte en het zondebokmechanisme, dat ten grondslag ligt aan de dramatische structuur (René Girard).
Literatuur: naast Griekse mythen leest de student 4 tragedies: Iphigeneia in Aulis van Euripides / Agamemnon van Aischylos, Oedipus en Antigone van Sophocles, en één scene uit Iphigeneia op Taurus van Euripides.

Leerdoelen
Motorisch moment – Crisis – Climax - Rising action - Falling action – Katharsis - Protagonist/antagonist - Functie van het koor . Zie verder bij beoordelingscriteria

Werkvorm(en)
College met PowerPoints (achtergronden), opdrachten in tweetallen, werkgroep.

Wijze van beoordeling
Voorbereiding en presentatie van de dramatische structuur van één stuk, in tweetallen.
De stukken, die klasgenoten voorbereiden, zorgvuldig lezen. Over structuur en mogelijke interpretaties meedenken in de klas. Participatie in de klas.

Beoordelingscriteria

  1. De student toont een open en nieuwsgierige houding.
  2. De student participeert actief in de lessen en neemt deel aan de werkopdrachten.
  3. De student toont inzicht in de Griekse theatercontext (functie van het koor, begrippen als protagonist en antagonist, catharsis)
  4. De student kan eigen interpretatie van teksten verwoorden en onderbouwen.
  5. De student presenteert de dramatische structuur van een stuk en kan zijn bevindingen uiteenzetten en onderbouwen.
Delen