Periode, duur
Jaar 1, 2e semester

Studiebelasting
Contacturen 22 uur, zelfstudie 4 uur

Bijdrage aan de competenties
1.1, 1.4, 1.5, 3.1, 3.2, 3.3, 4.1, 5.1, 5.3, 5.4, 5.6, 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6

Inhoud
Aan de hand van een specifiek aantal tijdsvakken wordt met zevenmijlslaarzen de westerse kunst en theatergeschiedenis doorlopen: Grieken, Middeleeuwen, Barok, Verlichting, Romantiek, Modernisme en Postmodernisme komen aan bod.
Voorop staat dat wordt gepoogd artistieke uitdrukkingen te verklaren aan de hand van de tijd waarin zij tot stand kwamen. Hoe werd in de verschillende perioden over autonome kunst gedacht en wat was de relatie van het kunstwerk met de maatschappij waarin deze tot stand kwam? Als we iets willen begrijpen van Griekse, Middeleeuwse of 19de eeuwse kunst, we moeten proberen te achterhalen hoe de gemiddelde burger in die tijd keek naar het werk, hoewel wij daar nooit in zullen slagen. Niet alleen is het werk in historische zin gediend bij het bewustzijn over deze beperkte gestuurde blik, maar ook het hedendaags werk verdient dit standpunt en zelfs binnen ons eigen werken speelt deze houding een belangrijke rol.
Tevens kunnen we in het werk zelf zoeken naar tekens die ons iets vertellen over de kunstenaar en zijn relatie met het materiaal. Hoe heeft de kunstenaar in het verleden in vorm en inhoud de eigen en bestaande ideeën verwerkt in het werk en wat was hiervan het doel? Wat was de invloed op de relatie tussen vorm en inhoud en het bewustzijn van de kunstenaar over de tijd waarin hij opereert, de heersende opinies, de smaak van het publiek etc. Hoe zijn deze tekens nu te duiden en in te zetten in ons huidige denken? Een reflexieve houding vormt een belangrijk onderdeel van de over te de dragen kennis en het inzicht dat daarover bij de student ontstaat.
Ook richten de lessen zich erop inzicht te geven in de maatschappelijke functie van theater binnen een bepaald historisch tijdvak; het traceren van de sporen van die historische context tot aan vandaag; het activeren van aanwezige kennis over een bepaald historisch tijdvak en koppelen aan ontwikkelingen/ innovatie op theatergebied.
Tenslotte wordt de brug gemaakt van het te behandelen materiaal en de mogelijke relatie met het vak van theatermaker en docent. Huidige pedagogische en artistieke ideeën en uitgangspunten worden hiertoe gekoppeld aan de te behandelende visies van de diverse perioden/kunstenaars.

Leerdoelen

  • Studenten zijn in staat aspecten van de kunst uit de behandelde perioden te herkennen.
  • Studenten hebben kennis van de positie van de kunstenaar in de betreffende periodes.
  • Studenten hebben kennis van (specifieke) theateraspecten van de betreffende periodes.
  • Studenten kunnen aspecten van de betreffende periodes relateren naar het hier en nu en zijn in staat te formuleren of deze aspecten nu nog gelden en of nuttig zijn.
  • Student neemt actief deel aan een gesprek over de specifiek besproken periode en bepaalde visies m.b.t. kunt en/of theater in die tijd.
  • Student is in staat zelf een houding te bepalen ten aanzien van deze visies.
  • Student kan de overgedragen stof verwerken in een essay waarin hijzelf een door hem ingebracht thema uitwerkt.
  • Student denkt na over de kennis en het nut ervan voor hem als toekomstig theatermaker/student.

Werkvorm(en)
Overdracht in dialoog vorm, beeldmateriaal, teksten, hardop denken, actieve deelname aan een gesprek

Wijze van beoordeling
Essay

Beoordelingscriteria

  • De student participeert actief in de uitvoering van de opdrachten en discussies in de les.
  • Zet theatergeschiedenis in om actuele, relevante en persoonlijke vraagstukken te duiden.
  • Verbindt de aangeboden kennis met eigen visie in woord en geschrift.
  • Demonstreert kennis en perspectieven vanuit een culturele, actuele en historische context
Delen