Periode, duur
Leerjaar 1, semester 2

Studiebelasting
Contacturen: 10 uur, zelfstudie: 4 uur

Competenties:1.1, 1.4, 1.5, 3.1, 3.2, 3.3, 4.1, 5.1, 5.3, 5.4, 5.6, 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6

Inhoud
In de vijf lessen van ieder twee uur zal steeds weer worden gezocht naar de manier waarop trauma en onderdrukking de motor zijn geweest om via theater emoties en ideeën te uiten. Onderdrukking en trauma dienen in de lessen als paraplu om de jaren na WOII te duiden. Gezien de huidige situatie rondom Covid-19 bespreken we wat deze tijd waar we nu inzitten voor de kunsten zou kunnen betekenen. Dit alles in het licht van soortgelijke periodes die eerder hebben plaatsgevonden op verschillende plekken in de wereld.
Centrale vraag: welk effect hebben onderdrukking en trauma gehad op het moment dat het aanleiding was voor het maken van theater én wat betekent dat vandaag de dag? Onderdrukking en trauma zijn aan elkaar gelieerd en worden in de lessen in de breedste zin van de betekenissen benaderen. Trauma kan immers volgen op onderdrukking. Het gaat hierin niet om het onderzoeken van leed en de individuele verwerking daarvan. De begrippen dienen als kapstok om interessante momenten in de geschiedenis te duiden en om de wereld en kunsten vandaag de dag te kunnen kaderen. Beide begrippen gaan over een noodzaak voor het maken van kunst. Als er sprake is van onderdrukking en/of trauma kan kunst/theater een middel zijn voor mensen om zich te uiten/af te zetten tegen de onderdrukker/leed te verwerken/ etc. etc.  

Leerdoelen
Na afloop van de lessenreeks is de student in staat met een kritische blik naar de theater- en kunstgeschiedenis, de huidige tijd en eigen praktijk te kijken 

Methodiek / Werkvormen
De lessen hebben opdrachten, college/instructie en werkgroep als voornaamste werkvorm.  

Opdrachten / Wijze van toetsing 
De eindopdracht behelst het schrijven van een pitch voor een bewerking en enscenering van een eigen gekozen theatertekst. De student neemt bij het schrijven van deze opdracht de aangereikte informatie uit de lessen mee. Het is de bedoeling dat de student omschrijft waarom er voor de specifieke tekst is gekozen en hoe de student de bewerking en enscenering voor zich ziet. Alle keuzes moeten onderbouwd worden en de koppeling met de thema’s, theorie, actualiteit moeten daarin naar voren komen.   

Beoordelingscriteria 

  1. De student participeert actief in de uitvoering van de opdrachten endiscussies in de les. 
  2. De student zet theatergeschiedenis in om actuele, relevante enpersoonlijke vraagstukken te duiden. 
  3. De student verbindt de aangeboden kennis met de eigen visie in woorden geschrift. De student demonstreert kennis en perspectieven vanuit een culturele, actuele en historische context.  
Delen