Periode, duur
Jaar 1
Studiebelasting
Contacturen 26 uur, zelfstudie 20 uur
Bijdrage aan de competenties
1.4, 1.5, 3.1, 3.3, 3.6, 4.1, 5.3 ,5.6, 6.1, 6.3, 6.5, 6.6
Inhoud
Doel van de lessen Theateranalyse is het ontwikkelen van inzicht in de wijze waarop de betekenis en waarde van een voorstelling tot stand komen. Het betreft zowel voorstellingen met professionele als ongetrainde spelers. Indien een voorstelling gecreëerd is, wordt aandacht besteed aan de artistiek pedagogische dimensie van het geheel. Binnen deze context wordt de student uitgedaagd zowel mondeling als schriftelijk woorden te geven aan de eigen waarneming, analyse en waardebepaling.
De betrokkenheid van de student bij de voorstelling vormt het ene onderdeel dat besproken wordt; het andere deel is de werking van de voorstelling in zijn geheel, de structuur en het netwerk waarin de verschillende elementen van een voorstelling in elkaar grijpen en een betekenis en waarde genereren. In die analyse wordt tevens de rol die het publiek krijgt toebedeeld object van onderzoek. Indien van ongetrainde spelers sprake is, evenzeer de artistiek pedagogische kwaliteiten.
De theoretische aanname bij deze wijze van werken is dat de betekenis van een voorstelling niet vastligt maar ontstaat/geconstrueerd wordt in de communicatie tussen de toeschouwer en het getoonde/gespeelde/gemaakte. De achtergrond van de vraag naar de rol van het publiek is dat (een deel van de) tegenwoordige theaterpraktijken van het publiek een actief functioneren verlangen. In theaterproducties met ongetrainde spelers is nog een extra kracht werkzaam, waarvoor eigen waardebepalingen gelden.
Diverse typen van voorstellingen worden bezocht, ten einde de student bewust te maken van de uniciteit van die voorstelling en de daaruit voortvloeiende wijze van waarnemen, en analyseren.
De student wordt hierbij gezien als toeschouwer én als toekomstige maker die een verband kan leggen tussen voorstelling en de maatschappelijke, politieke en culturele context.
Onder de compositie van voorstelling wordt verstaan:
- Het direct waar te nemen, zoals: de inhoud en vorm van de tekst (en); de vormgeving; de inhoud en vorm van het spel en/of beweging; de mise en scène; geluid/muziek; mediagebruik; ingeval van een repertoirestuk: de bewerking van de toneeltekst.
- De interactie tussen de verschillende elementen, zoals het spel als een interpretatie van (de) tekst(en); de werking van de vormgeving op het acteren en de tekst - en omgekeerd; de visuele elementen in relatie tot het woord en het spel; de invloed van de locatie; de rol van de gebruikte media; de aan het publiek toegediende de rol en functie.
- De betekenis die elke interactie op zich genereert en de betekenis van alle interacties tezamen.
- De communicatie in het acteren: de communicatie van de acteurs met het publiek, zoals: door volledige transformatie; door de verhouding van zichzelf tot hun personage in hun spel zichtbaar te maken; door episch, lyrisch, documentair, grotesk spel.
- De communicatie in handelen en gedrag van de spelers.
- Het concept inzake voorstelling is zijn geheel als een uniek product. Consistentie tussen het concept en de uitvoering.
- Consistentie tussen inhoud en vorm.
- Inbedding van voorstelling in de huidige maatschappelijke context en de uitspraken die de voorstelling daarover doet
Concrete leerdoelen
De student:
- Treedt voorstellingen open tegemoet.
- Heeft het vermogen om betekenisgevers en de interactie tussen de verschillende betekenisgevers te herkennen en te benoemen.
- Toont begrip van de communicatieve werking van de verschillende onderdelen van een theatraal gebeuren.
- Toont inzicht in de artistieke pedagogische dimensie van een theaterproductie.
- Heeft het vermogen de eigen waarneming, ervaring en interpretatie te verbinden aan wat in theatrale ruimte plaatsvindt (tekst, spel, vormgeving, beeld, muziek etc).
- Beschikt over het vermogen een consistent verhaal te maken vanuit de gegevenheden van de persoonlijke ervaring en de betekenisgevers in en vanuit de voorstelling – zowel schriftelijk als mondeling.
- Herkent de persoonlijke ‘locus of looking’ en erkent die als betekenisgever - bij zichzelf en bij anderen.
- Kan de theaterproductie verbinden met de actuele culturele context.
- Maakt in woord en geschrift aantoonbaar een aanzet in de ontwikkeling van een eigen visie op theater en eigen artistiek axioma.
- Toont nieuwsgierigheid naar het onbekende, durft uit de eigen comfortzone te stappen en het eigen referentiekader open te breken. Gaat in dialoog met anderen.
- Demonstreert inzicht in artistieke processen en de werking van artistieke producten.Verbindt theater(maken) aan maatschappelijke contexten en gebruikt daarbij (actuele) culturele, kunsthistorische en kunstbeschouwelijke kennis.
Methodiek / Werkvormen
Aan de basis van de lessen ligt een wekelijks of twee wekelijks gezamenlijk bezoek aan een voorstelling. De eigen waarneming en visie van de studenten krijgt een belangrijke plek in de lessen. Maar juist omdat meestal waarnemingen, interpretatie en oordeel verschillen, is het interessant te zoeken naar een te delen analyse. Want, en ook dit is een aanname vanuit de theorie, de ‘locus of looking’ van de toeschouwer bepaalt wat hij of zij ziet – én niet ziet.
Onder locus of looking wordt verstaan:
De waarneming, ervaring en interpretatie van de student die voorkomt uit zijn/haar sekse, culturele achtergrond, artistieke praktijk tot dan toe, klasse, religie, nationaliteit, persoonlijke geschiedenis, etc.
De docent biedt de theoretische instrumenten en praktijkervaring in dat gezamenlijke denkproces.
De schriftelijke en mondelinge uitdrukkingsvaardigheden van de studenten worden getraind door het schrijven van korte en lange beschouwingen, schrijfopdrachten en presentaties
Opdrachten / Wijze van toetsing
De opdrachten bestaan uit korte en lange verslagen van voorstellingen en presentaties van research activiteiten.
Beoordelingscriteria
- De student toont een open en nieuwsgierige houding en verbreedt eigen referentiekaders door analytisch naar voorstellingen te kijken.
- De student kan deze analytische manier van kijken inzetten voor een goede bijdrage aan gesprekken over de bekeken voorstellingen.
- De student toont inzicht in de context van de voorstellingen.
- De student kan in geschrift een goede analyse van een voorstelling maken.
- De student schrijft grammaticaal en qua structuur/opbouw een goede analyse van een voorstelling.