Leerjaar, semester
1e leerjaar, 3e, 4e en 5e blok semester 2

Studiebelasting
47 x 1,5 contacturen (70,5), 3 uur zelfstudie, verspreid over 32 weken

Bijdrage aan de competenties
1.1 1.2, 1.2, 1.3, 2.2, 2.4, 3.3, 5.1

Inhoudelijk beschrijving van het blok
Er wordt gewerkt vanuit een breed spectrum van moderne danstechnieken die gebaseerd zijn op alledaagse natuurlijke bewegingen zoals rennen, springen, vallen, rollen, draaien en zwaaien, etc. Het trainingstraject dient enerzijds op de exploratie en vorming van het fysieke instrument, anderszijds dient het als grondlegging voor het maken van fysieke composities in ruimte en tijd.

In het eerste semester ligt de nadruk op de techniek: het stimuleren en ontwikkelen van het lichaam als theatraal dansinstrument, het creeren van een bewustzijn van fysieke vormen en kwaliteiten, muzikaliteit en de zeggingskracht van de beweging.

Tevens onderzoekt de student een choreograaf naar keuze en bereidt op basis van de opgedane kennis en dansidioom een basis les voor die aan medestudenten gegeven wordt.

In het tweede semester werkt de student als creator. Op basis van verschillende bronnen worden dansfrases ontworpen en gecomponeerd in choreografie, solo of duet. Hierbij kan de groepsgrootte per onderdeel verschillen. Het ontwerpen van oefeningen en opdrachten en het verder exploreren van eigen bewegingsfascinatie/materiaal wordt verder uitgediept.

Leerdoelen

De student:

  1. toont een eigen dansidioom en kan deze actief ontwikkelen en uitbreiden.
  2. toont inzicht in danscompositie en de diverse aspecten hiervan zoals ruimte, muzikaliteit, dynamiek, ritmiek en variatie.
  3. kan een partnering uitvoeren in dans.
  4. kan choreografische elementen in samenwerking creeren en uitvoeren.

Methodiek / Werkvormen
Eerste semester:
De student wordt als uitvoerder benaderd in een techniekgerichte ontwikkeling van het lichaam als dansinstrument, motorische vaardigheden als ook het temporeel, dynamisch en ruimtelijk besef.
Ook wordt er aandacht besteed aan het reproductief werken zoals choreografie, overgangen of dansfrases maken, het bewegingsgeheugen en het uitvoeren van een zelfgemaakte dans.

Tweede semester:
De studenten gaan door middel van uiteenlopende opdrachten zelf dansstukjes maken waarbij ze bijvoorbeeld uitdrukking kunnen geven aan gevoelens, ideeën of juist abstractere zaken als dynamische of ruimtelijke aspecten. Ze leren samen te werken en te dansen in actie/reactie, impulsen geven, manipulatie, etc. Het onderzoek wordt uitgevoerd onder livemuziek welke ze ook leren te gebruiken in kader van veranderen en inpassen.

Een onderdeel van het proces is de ‘instant choreo’ waarbij de studenten dansfrases selecteren en onder andere ruimtelijk en/of ritmisch kunnen ordenen en kunnen werken met verschillende indelingen en ruimtelijke opstellingen van een groep. In het ontwikkelen van materiaal wordt gebruik gemaakt van kostuums, rekwisieten en muzikale input vanuit verschillende bronnen.

Opdrachten/Wijze van toetsing
De student wordt begeleid bij het ontwerpen van maak- en trainingsopdrachten.
Er vind een eindpresentatie plaats, vaak met een bestaande choreografie als uitgangspunt/inspiratiebron.

Beoordelingscriteria

  1. De student toont een actieve inzet gedurende het traject en maakt gebruik van aanwijzingen en correcties.
  2. De student past danscomposititorische elementen toe zoals ruimte, muzikaliteit, dynamiek, tijd, ritmiek en variatie.
  3. De student toont een eigen dansidioom en kan deze actief ontwikkelen en uitbreiden.
  4. De student kan choreografische elementen in samenwerking creeren en uitvoeren.
Delen