Download hier de competentiematrix
Competentie 1 - Artistiek:
De theaterdocent heeft een coherente artistieke visie van waaruit hij artistieke processen en producten realiseert, waarmee hij lerende inspireert en begeleidt in hun persoonlijke artistieke ontwikkeling.
Competentie 2 - Pedagogisch didactisch:
De theaterdocent beschikt over een breed spectrum aan pedagogische en didactische kennis en vaardigheden brengt voor individuele en groepen lerenden veilige en krachtige leeromgevingen tot stand.
Competentie 3 - Interpersoonlijk:
De theaterdocent beschikt over een breed spectrum aan communicatieve kennis en vaardigheden en brengt vanuit het ambassadeurschap voor de kunsten, effectieve interacties en samenwerkingsvormen tot stand in verschillende beroepscontexten.
Competentie 4 - Omgevingsgericht:
De theaterdocent signaleert en onderzoekt relevante ontwikkelingen in de diversiteit van de globaliserende samenleving en benut kansen en mogelijkheden om op een zakelijke en georganiseerde wijze de verbinding te leggen met de beroepspraktijk.
Competentie 5 - Kritisch-reflectief / onderzoekend:
De theaterdocent komt door reflectie en onderzoek tot inzicht en kennis voor zijn functioneren als professional en zet onderzoeksvaardigheden in om lerenden te stimuleren bij de ontwikkeling van een onderzoekende houding en te begeleiden bij het doen van eenvoudig onderzoek.
Competentie 6 - Kennis basis kunsttheoretische -, historische- en beschouwelijke vakken* :
De theaterdocent past interdisciplinaire kennis van de actuele kunsten en populaire cultuur en kunstdisciplines toe, gerelateerd aan hedendaagse thema’s en maatschappelijke ontwikkelingen.
*De achterliggende kennis die nodig is voor startbekwaamheid voor vakken op kunsttheoretisch, -historisch en -beschouwelijk terrein in bovenbouw havo/vwo zoals verder gespecificeerd in Opleidingsprofiel, bijlage A. Om alle rollen in de bovenbouw vo vakbekwaam te kunnen vervullen, moeten kunstvakdocenten op masterniveau functioneren.
1. Artistiek
De theaterdocent heeft een coherente artistieke visie van waaruit hij artistieke processen en producten realiseert. Hiermee inspireert en begeleidt hij lerenden in hun persoonlijke artistieke ontwikkeling.
De beginnend theaterdocent:
1. onderzoekt als theatermaker persoonlijke fascinaties en bronnen in verschillende contexten en vertaalt deze vanuit een artistieke visie naar concepten, theatraal materiaal en theaterproducten.
2. werkt vanuit verbeeldingskracht en benut hierbij een scala aan kennis van theater, theatrale middelen en materiaal.
3. brengt op inspirerende wijze (een deel van) interdisciplinaire en/of theaterproducten tot stand waar ‘de ander’ een onmisbaar onderdeel van is.
4. demonstreert inzicht in artistieke processen en de werking van artistieke producten, ook bij het creëren van leeromgevingen.
5. verbindt theater(maken) aan maatschappelijke contexten en gebruikt daarbij (actuele) culturele, kunsthistorische en kunstbeschouwelijke kennis.
2. Pedagogisch en didactisch
De theaterdocent beschikt over een breed spectrum aan pedagogische en didactische kennis en vaardigheden. Daarmee brengt hij voor individuele en groepen lerenden veilige en krachtige leeromgevingen tot stand.
De beginnend theaterdocent:
1. toont in zijn didactisch handelen adequate kennis van (vak)didactiek, psychologie, pedagogie en onderwijskunde.
2. creëert eigentijdse leeromgevingen vanuit een coherente didactische visie die in het perspectief van de ontwikkeling van de lerenden betekenisvol zijn.
3. realiseert gedifferentieerde en gepersonaliseerde leerprocessen.
4. signaleert, benoemt en begeleidt de individuele talenten en mogelijkheden van lerenden en stimuleert hun doorgaande ontwikkeling.
5. toetst de ontwikkeling en voortgang van de lerenden en beoordeelt de resultaten op verantwoorde wijze.
6. zet zijn kennis en vaardigheden met betrekking tot kunsteducatie in omwille van de ontwikkeling van discipline-overstijgende leerprocessen en -gebieden.
3. Interpersoonlijk
De theaterdocent beschikt over een breed spectrum aan communicatieve kennis en vaardigheden. Daarmee brengt hij, vanuit zijn ambassadeurschap voor de kunsten, effectieve interacties en samenwerkingsvormen tot stand in verschillende beroepscontexten.
De beginnend theaterdocent:
1. hanteert relevante communicatiemethoden, -technieken en –strategieën en toont inzicht in zijn communicatieve vaardigheden.
2. beargumenteert zijn artistieke, pedagogische en didactische keuzes mondeling en schriftelijk en zet deze vaardigheid op effectieve wijze in.
3. creëert een veilig klimaat waarin op een coöperatieve en constructieve manier wordt gecommuniceerd en samengewerkt.
4. levert een actieve, constructieve bijdrage aan verschillende vormen van overleg en samenwerken binnen en buiten het onderwijs.
5. gaat strategisch, flexibel en respectvol om met de verschillende rollen, verantwoordelijkheden, belangen en kwaliteiten in de (internationale) interculturele beroepspraktijk.
6. draagt adequaat zijn visie uit op de positie en functie van kunst en kunsteducatie in de samenleving.
4. Omgevingsgericht
De theaterdocent signaleert en onderzoekt relevante ontwikkelingen in de diversiteit van de globaliserende samenleving. Hij benut kansen en mogelijkheden om op een zakelijke en georganiseerde wijze de verbinding te leggen met zijn beroepspraktijk.
De beginnend theaterdocent:
1. ontwikkelt culturele zelfkennis en kennis van perspectieven van ‘de ander’ en weet deze effectief toe te passen in zijn handelen
2. stimuleert en ondersteunt partijen in de samenleving om vragen op het gebied van cultuurparticipatie te expliciteren.
3. opereert effectief binnen netwerken, media, procedures en afspraken die relevant zijn in de kunst- en cultuureducatieve context, zowel op analoog als digitaal terrein.
4. ontwikkelt vanuit zijn vakmanschap producten en initieert, organiseert en evalueert projecten in een breed cultureel-maatschappelijke spectrum.
5. toont zakelijk, creatief en organisatorisch inzicht bij het ontwikkelen van cultureel educatief ondernemerschap voor de korte en langere termijn.
6. onderhandelt over organisatorische, financiële, en inhoudelijke aspecten van het werkveld met opdrachtgevers en andere belanghebbenden.
5. Kritisch-reflectief en onderzoekend
De theaterdocent komt door reflectie en onderzoek tot inzicht en kennis voor zijn functioneren als professional. Hij zet zijn onderzoeksvaardigheden in om lerenden te stimuleren bij de ontwikkeling van een onderzoekende houding en te begeleiden bij het doen van eenvoudig praktijkonderzoek.
De beginnend theaterdocent:
1. reflecteert doelbewust en/of systematisch op zijn ontwikkeling als professional en maakt daarbij gericht gebruik van feedback.
2. formuleert voor zijn kunsteducatieve praktijk relevante onderzoeksvragen
3. verzamelt, analyseert en interpreteert data op het terrein van kunst en educatie op een systematische manier en trekt op grond hiervan conclusies
4. onderbouwt en benut de resultaten van (zijn) praktijkonderzoek voor de ontwikkeling van beroepsproducten die een bijdrage leveren aan een relevant vraagstuk.
5. stimuleert een onderzoekende houding bij lerenden en begeleidt deze bij eenvoudig (artistiek) praktijkonderzoek.
6. gebruikt praktijkervaringen en -onderzoek voor een duurzame ontwikkeling van zijn professionaliteit. (was: beroepsvisie en professionaliteit’ maar beroepsvisie is onderdeel van professionaliteit)