De eerste twee jaar zijn gericht op het vinden van je ‘artistieke kern’. Wat is jouw verhaal? Wat is regie voor jou en hoe praat je over je werk? Denken over vorm en inhoud, en het vinden van woorden hiervoor, staat centraal. Hoe verhoud je je tot materiaal, wat zijn mogelijke werkwijzen en invalshoeken? Het derde en vierde jaar draaien om de vraag hoe jouw regisseurschap vorm krijgt. Je plaatst jouw kunst en werkwijze meer en meer in de wereld om je heen, je maakt werk van grotere omvang en draagkracht. Aan het einde van het vierde jaar sluit je af met een artistiek statement waarin je vervat wat jouw ‘artistieke handtekening’ is.  

In deze vier jaar ontwikkel je als regisseur-student een eigen regietaal gebaseerd op de synthese tussen vorm en inhoud, denken en voelen. Hoe kom je van idee tot uitvoering? Hoe werk je samen vanuit complementariteit? Kortom: wie ben jij als regisseur en hoe kun je samen met anderen tot de uiterste consequentie van je idee werken? 

In het eerste jaar duik je, na de introductieweek, meteen de opleiding in via intensieve technieklessen, zodat je daarna zelfstandig in de studio’s en zalen aan het werk kunt. Daarna is de kick-off van twee projecten die jouw artistieke drijfveren meteen intensief bevragen: ‘De Wilde Eend’ door kunstenaarsduo Helena Muskens en Quirine Racké en ‘Hiphop’ met de studenten van 3 andere opleidingen binnen de ATD en enkele toonaangevende hiphopartiesten. Daarna ga je samen met de studenten Scenografie aan de slag om (onder leiding van Stephen Liebman, Liesje Knobel en Hella Godee) een scene op basis van je eigen visie om te zetten in ruimtelijk denken. Onder leiding van Sanne Nouws formuleer je je eerste eigen droomconcept. Met Maurice Boogaert bezoek je enkele musea en kunstwerken in de openbare ruimte en je organiseert met de hele ATD festivalweek ‘Wastelands’. Daarna duik je in een crashcourse muziekgeschiedenis door Max Eisinger, gevolgd door tekstanalyse door Chris Nietvelt van een scene die je daarna zelf zult gaan regisseren. Tijdens alle onderdelen wordt je begeleid, gestuurd en bestookt met vragen. Het jaar eindigt met het regisseren van 20 minuten toneel op basis van de klassieke tekst die je eerder hebt bestudeerd, onder begeleiding van Olivier Diepenhorst en Django Walon. Wat is jouw visie op de bron? In dit eerste jaar leer je op verschillende manieren samenwerken en een concept te ontwikkelen. 

In het tweede jaar maak je kennis met verschillende interdisciplinaire maakprocessen.  Je werkt aan een deel twee van ‘De Wilde Eend’, maakt een hoorspel onder leiding van Wim Selles en Leon Rogissart en je maakt (samen met studenten van het conservatorium, UvA theaterwetenschap, Scenografie en Productie Podiumkunsten) een opera die wordt gespeeld tijdens OFF-festival. Francesca Lazzeri geeft een workshop in samenwerking met de studenten Mime en samen met de studenten Design&Technology en de Filmacademie werk je aan een VR-project. Het jaar sluit af met een interdisciplinair werk vanuit een wetenschappelijk startpunt onder leiding van Jan van den Berg. In dit jaar komen verschillende vragen aan de orde: wat is de werking van geluid en muziek, van beeld en lichaam? Hoe ga je om met zangers, muzikanten, een dirigent? Hoe werk je met dansers, mimespelers en acteurs? Hoe hebben locatie en publiek invloed op je materiaal? Hoe ga je om met niet-theatrale ruimtes en natuurlijk ook met publiek? In dit intensieve jaar zet je grote stappen door telkens opnieuw je eigen ideeën tot het uiterste te bevragen en in een team samen te werken. Hoe kom jij tot een inspirerende samenwerking? Je leert verantwoordelijkheid dragen en delegeren en motiveren. Je leert de taal spreken van je vormgever, dramaturg en acteurs en ontwikkelt daarbinnen een eigen taal.  

In het derde jaar ga je terug naar de basis: tekst. Hoe ga je om met bronmateriaal dat groter is dan jij zelf bent? Waar ligt jouw inspiratie en hoe ontwikkel je een eigen visie op het materiaal? Wat en wie heb je nodig om tot creativiteit te komen? Je leert hoe je een idee tot een voorstelling van enige omvang kunt maken. Je leert resultaatgericht denken en handelen, samen met het artistieke team van vormgevers, ontwerpers, geluidsmensen, technici en acteurs. Hoe ga je om met hun artistieke input zonder jouw eigen noodzaak kwijt te raken? Wanneer stuur je en wanneer geef je ruimte? Wanneer laat je je inspireren en wanneer raak je van je eigen pad af? En op welke manier communiceert jouw idee met een publiek? Het jaar start met een studie van het materiaal van Beckett onder leiding van Jos van Kan, je werkt samen met schrijvers van de Utrechtse opleiding Writing for Performance onder leiding van Marielle van Sauer, Erasmus Mackenna en Kevin Pieterse en je werkt met een gerenommeerde architect, samen met de studenten Scenografie en Design&Technology, aan je eigen ‘Melancholisch Manifest’. Het derde jaar werkt toe naar je eerste stuk in de grote zaal (onder leiding van Liliane Brakema), terwijl je ondertussen onder begeleiding werkt aan jouw eigen plan voor je afstudeerjaar. 

In het vierde jaar maak je twee voorstellingen en loop je stage. Je hebt in de afgelopen drie jaar ontdekt hoe jij het beste werkt, wat je thema’s en vormen zijn. Je weet intuïtie te combineren met vakkennis. Je weet nu of je hiërarchisch wilt werken of juist horizontaal, vanuit improvisatie of juist vanuit een onderbouwde dramaturgie en concept. Vanuit deze kennis kom je tot twee afstudeervoorstellingen, waarvan er in elk geval 1 voor de grote zaal. Voor de stage die je loopt kun je zelf een keuze maken: bij een gezelschap, een collectief, vrije productie of als regieassistent bij een regisseur. Je kunt ook kiezen voor een studiereis of een onderzoek. De keuze voor en invulling van de stage moet passen binnen je leerplan en worden goedgekeurd door de opleiding. Je volgt ZZP-lessen en sluit je opleiding af met een artistiek statement.  

Samenhang en artistieke ontwikkeling 
In elk jaar (behalve het 4e) worden, naast de geschetste praktijk- en maakblokken, ook lessen cultuur- en theatergeschiedenis, tekst- en voorstellingsanalyse en filosofie gegeven. En ieder leerjaar kent dezelfde voorbereidings- en evaluatieweken. Aan het einde van elke periode schrijf je een ‘plaatsbepaling’ en worden (verplichte) mentor- en coaching-uren (door Marieke Plantinga) ingeroosterd. Hier leer je hoe privé en artistiek met elkaar resoneren, hoe je je dag indeelt en op welke manier jij het beste kunt studeren. In jaar 1 en 2 hanteren we groepsmentoraat: in jaar 1 (met Olivier Diepenhorst als mentor) staat landen op de opleiding centraal: wat is je werk? In jaar 2 (met Jan van den Berg als mentor) staan vormdenken en communicatie centraal: hoe praat je over je werk? In jaar 3 (met Liliane Brakema en Sanne Nouws als mentoren) schakelen we over naar individueel mentoraat. Dan wordt 1 op 1 gesproken over vragen als: hoe krijgt je regisseurschap vorm? Wat heb je nodig om jouw regietaal en –stijl optimaal te kunnen ontwikkelen? In jaar vier kies je een eigen mentor, die je ook begeleidt bij je afstudeervoorstellingen.  

In de voorbereidings- en evaluatieweken worden onderwerpen geagendeerd die voor de hele regieopleiding van belang zijn, zoals non-violent communication of een workshop van een intimiteitscoach. Daarnaast kennen de eerste drie jaren elk een ‘vrij’ blok. In de eerste twee jaar kreeg dit blok de titel ‘De Meeuw’ mee en in het 3e jaar ‘Room For Missing Thoughts’, maar het idee is hetzelfde: vrije ruimte om jezelf te voeden, om een onderzoeksvraag te stellen die je zelf bedekt. Waar heb je behoefte aan, wat ontbreekt tot nu toe in de studie? Wat is nodig om jouw artistieke ontwikkeling op gang te houden, te verdiepen? In deze periode hoef je niet op de academie te verschijnen. Je maakt vooraf een plan, voert dat zelfstandig uit en doet na afloop verslag.  

Alle studenten krijgen een Museumjaarkaart en een persoonlijk budget om voorstellingen te kunnen bezoeken.  

Delen