De regieopleiding van de Academie voor Theater en Dans (AHK) is een vierjarige, voltijdse hbo-bacheloropleiding die studenten opleidt tot regisseur voor het professionele theater. De voertaal binnen de regieopleiding is Nederlands. De opleiding staat open voor buitenlandse studenten, indien ze goed Engels spreken en bereid zijn om binnen een jaar Nederlands te leren.

De eerste twee jaar leggen een theoretische- en praktische basis. Het werk is gericht op het vinden van je ‘artistieke kern’. Wat is jouw verhaal? Wat is regie voor jou en hoe praat je over je werk? Denken over vorm en inhoud, en het vinden van woorden hiervoor, staat centraal. Hoe verhoud je je tot materiaal, wat zijn mogelijke werkwijzen en invalshoeken? Het derde en vierde jaar draaien om de vraag hoe jouw regisseurschap vorm krijgt. Je plaatst jouw kunst en werkwijze meer en meer in de wereld om je heen, je maakt werk van grotere omvang en draagkracht. Aan het einde van het vierde jaar sluit je af met een artistiek statement waarin je vervat wat jouw ‘artistieke handtekening’ is.

Doorheen de vier jaren wordt gewerkt via lange ontwikkelingslijnen. De belangrijkste zijn: vakmatig gereedschap (wat zit er in de toolkit van de regisseur?), conceptontwikkeling (hoe kom je vanuit een fascinatie naar een idee en vervolgens tot een werkbare vorm die past bij de inhoud en andersom?), horizonverbreding (in welke wereld en voor wie maak jij theater, waar komen we vandaan en waar gaan we naartoe?), samenwerken (werken vanuit de eigen discipline in complementariteit), onderzoek (theatraal onderzoek als volwaardig onderdeel van de artistieke praktijk), vocabulaire & schrijfvaardigheid (hoe formuleer je je artistieke gedachten?) en een ondernemende, praktijkgerichte houding. In deze vier jaar ontwikkel je als regisseur-student een eigen regietaal gebaseerd op de synthese tussen vorm en inhoud, denken en voelen. Hoe kom je van idee tot uitvoering? Hoe werk je samen vanuit complementariteit? Voor wie maak jij theater? Kortom: wie ben jij als regisseur en hoe kun je samen met anderen tot de uiterste consequentie van je idee werken?

Het eerste jaar is gericht op de student: hoe land je in de opleiding, hoe vind je een goede modus om te studeren? Persoonlijke coaching uren met Marieke Plantinga en collectieve mentoruren staan in het curriculum en zijn verplicht. Elke periode sluit af met het schrijven van een zogeheten plaatsbepaling: een zelf-evaluatie van de student waarin wordt ingegaan op de afgelopen periode. Elke nieuwe periode start met een dag waarop alle jaarlagen van de regieopleiding bij elkaar komen om onderwerpen te agenderen Inhoudelijk is het eerste jaar gericht op het vinden van de ‘artistieke kern’ van de student. Wat is jouw verhaal? Wat is regie voor jou en hoe praat je over je werk? Centraal staat het denken over vorm en inhoud, en het vinden van woorden hiervoor.
De ochtenden zijn grotendeels gereserveerd voor de theorievakken cultuur- en theatergeschiedenis, voorstellings- en tekstanalyse en speltraining en ademtechniek. In de middagen zijn er wisselende ‘maakblokken’. Hier staat de vraag centraal: hoe gaan vorm en inhoud samen? De twee kunnen niet zonder elkaar: het doek gaat open en wat de toeschouwer ziet is vorm. Het ambacht van de regisseur kenmerkt zich door de vragen: wat wil ik maken, waarom ga ik het maken, hoe ga ik het maken, met wie en voor wie ga ik het maken? Het eerste jaar bevraagt de student hierop en biedt maakblokken aan om dit samen met anderen al doende te onderzoeken. 

Het tweede jaar is gericht op kennismaking met verschillendeinterdisciplinaire maakprocessen. Verschillende vragen komen aan de orde: wat is de werking van geluid en muziek, van beeld en lichaam? Hoe ga je om met zangers, muzikanten, een dirigent? Hoe werk je met mimespelers en acteurs? Hoe hebben locatie en publiek invloed op je materiaal? Hoe ga je om met niet-theatrale ruimtes en natuurlijk ook met publiek? In dit intensieve jaar zet je grote stappen door telkens opnieuw je eigen ideeën tot het uiterste te bevragen en in een team samen te werken. Hoe kom jij tot een inspirerende samenwerking? Je leert verantwoordelijkheid dragen, delegeren en motiveren. Je leert de taal spreken van je vormgever, dramaturg en acteurs en ontwikkelt daarbinnen een eigen taal. Ook nu zijn de ochtenden gereserveerd voor de theorievakken filosofie, cultuur- en theatergeschiedenis, voorstellings- en tekstanalyse, net als de (verplichte) coaching en mentoruren, speltraining en ademtechniek. In de middagen zijn er wisselende maakblokken. Hier ligt opnieuw de vraag voor: wat maak je en waarom? Hoe gaan vorm en inhoud samen? Hoe spreek je hierover met anderen en hoe werk je vanuit complementariteit samen?

In het derde jaar ga je terug naar de basis: jouw eigen artistieke handtekening. Hoe vindt je aansprekend bronmateriaal dat groter is dan jij zelf bent? Waar ligt jouw inspiratie en hoe ontwikkel je een eigen visie op het materiaal dat je onder handen neemt? Wat en wie heb je nodig om tot creativiteit te komen? Je leert hoe je een idee tot een voorstelling van enige omvang kunt maken. Je leert resultaatgericht denken en handelen, samen met het artistieke team van vormgevers, ontwerpers, geluidsmensen, technici en acteurs. Hoe ga je om met hun artistieke input zonder jouw eigen noodzaak kwijt te raken? Wanneer stuur je en wanneer geef je ruimte? Wanneer laat je je inspireren en wanneer raak je van je eigen pad af? En op welke manier communiceert jouw idee met een publiek? Het jaar werkt toe naar je eerste stuk in de grote zaal (onder leiding van Liliane Brakema en Olivier Diepenhorst), terwijl je ondertussen onder begeleiding werkt aan je plan voor het afstudeerjaar. Opnieuw worden de praktijkprojecten aangevuld met theorielessen, trainingen Cultureel Ondernemerschap, spellessen en lessen ademtechniek.

In het vierde jaar maak je twee voorstellingen en loop je stage. Je hebt in de afgelopen drie jaar ontdekt hoe jij het beste werkt, wat je thema’s en vormen zijn. Je weet intuïtie te combineren met vakkennis. Je hebt zicht op manieren waarop je je werkproces zou kunnen inrichten, wie en wat je daarvoor nodig hebt. En je weet hoe je de anderen zou kunnen stimuleren om hun eigen rol optimaal te kunnen spelen.  Je maakt twee afstudeervoorstellingen, waarvan in elk geval 1 voor de grote zaal. Voor de stage die je loopt kun je zelf een keuze maken: bij een gezelschap, een collectief, vrije productie of als regieassistent bij een regisseur. Je kunt ook kiezen voor een studiereis of een onderzoek. De keuze voor en invulling van de stage moet passen binnen je leerplan en worden goedgekeurd door de opleiding. Je volgt ZZP-lessen en sluit je opleiding af met een artistiek statement.

Samenhang en artistieke ontwikkeling
In elk jaar (behalve het 4e) worden, naast de geschetste praktijk- en maakblokken, ook lessen cultuur- en theatergeschiedenis, tekst- en voorstellingsanalyse, dramaturgie en filosofie gegeven. En ieder leerjaar kent dezelfde voorbereidings- en evaluatieweken. Aan het einde van elke periode schrijf je een ‘plaatsbepaling’ en worden (verplichte) mentor- en coaching-uren (door Marieke Plantinga) ingeroosterd. Hier leer je hoe privé en artistiek met elkaar resoneren, hoe je je dag indeelt en op welke manier jij het beste kunt studeren. In jaar 1 en 2 hanteren we groepsmentoraat: in jaar 1 staat landen op de opleiding centraal: wat is je werk? In jaar 2 staan vormdenken en communicatie centraal: hoe praat je over je werk? In jaar 3 en 4 schakelen we over naar individueel mentoraat. Dan wordt 1 op 1 gesproken over vragen als: hoe krijgt je regisseurschap vorm? Wat heb je nodig om jouw regietaal en –stijl optimaal te kunnen ontwikkelen? In jaar vier kies je naast de interne mentor ook een externe mentor die je begeleidt bij je afstudeervoorstellingen.
In de voorbereidings- en evaluatieweken worden onderwerpen geagendeerd die voor de hele regieopleiding van belang zijn, zoals non-violent communication of een workshop van een intimiteitscoach. Daarnaast kennen de eerste drie jaren elk een ‘vrij’ blok. In de eerste twee jaar kreeg dit blok de titel ‘De Meeuw’ mee en in het 3e jaar ‘Room For Missing Thoughts’, maar het idee is hetzelfde: vrije ruimte om jezelf te voeden, om een onderzoeksvraag te stellen die je zelf bedenkt. Waar heb je behoefte aan, wat ontbreekt tot nu toe in de studie? Wat is nodig om jouw artistieke ontwikkeling op gang te houden, te verdiepen? In deze periode hoef je niet op de academie te verschijnen. Je maakt vooraf een plan, voert dat zelfstandig uit en doet na afloop verslag. 
Alle studenten krijgen een Museumjaarkaart en een persoonlijk budget om voorstellingen te kunnen bezoeken.

Delen