Wij gaan ervan uit dat je als theaterdocent het meeste voor elkaar krijgt, wanneer je de ander met jouw eigen noodzaak, fascinatie en nieuwsgierigheid weet te voeden. Daarom is er in het curriculum veel aandacht voor de ontwikkeling van de eigen pedagogische en artistieke visie, plus de verbinding daartussen. De opleiding is zo ingericht dat de student het ambacht van theatermaken in pedagogische context traint en diens eigen visie en kunde hierin ontwikkelt. Ten grondslag hieraan ligt een onderzoekende houding. Studenten worden uitgedaagd nieuwsgierig, eigenzinnig en kritisch te reflecteren op hun omgeving en deze middels hun werk, en denken te onderzoeken. Studenten worden zo getraind mee te denken over - en mee te bouwen aan – het theaterlandschap van de toekomst.

Artistieke vaardigheden en pedagogische vaardigheden
Eerst ontwikkelt de student tools om theater te kunnen maken, om vervolgens anderen daartoe te kunnen verleiden en begeleiden. Het eerste jaar is daarom nadrukkelijk gericht op makerschap en het onderzoeken van (eigen) bronnen, speelstijlen, disciplines. Dit gebeurt binnen de eigen klas. Vanaf het 2e jaar wordt dit gedaan met spelers van buiten de opleiding en wordt gestart met het werken in het onderwijsveld.
In projecten werken we thematisch, vanuit repertoire of community/locatie. Hierin komen spel- en trainingslessen ook samen binnen maakprojecten. En verbinden zo ook wat studenten ervaren als training en speler met maken.

Omgevingsgerichte en organisatorische vaardigheden
We trainen bij de studenten door reflexiviteitstrainingen een reflexieve houding. Waarmee steeds opnieuw de verbinding met anderen, de wereld en jezelf onderzocht wordt. Ook zijn er vanaf jaar 1 opleidingsbrede programma’s waarin de studenten samen werken en onderzoeken. Zoals de lessen binnen de sociaal artistieke leerlijn, waarin er in verschillende wijken wordt gewerkt. Binnen het ‘standplaats café’ worden urgente thema’s met elkaar besproken, vormgegeven met een redactie van studenten.


Differentiatie – verkennen en verdiepen
Het werkveld van de theaterdocent is breed, de kwaliteiten van studenten veelzijdig. Om als kunstenaar in verbinding een eigen visie en kunde te ontwikkelen, werken we met differentiatie. Iedere student krijgt een stevige basis in theatermaken, pedagogische en omgevingsgerichte vaardigheden, theorie en onderzoekende houding. Alle studenten werken in het vaste deel van het curriculum met mensen van verschillende leeftijden en theaterervaring. Ook doet iedereen stages in het PO, VO en MBO. Zo verkennen studenten het gehele onderwijsveld. Vervolgens kunnen ze zelf kiezen waarin ze zich willen verdiepen. Dat geldt zowel op het gebied van maken als in het onderwijsveld. Deze keuzes vinden plaats in het 3e jaar.
Iedere 3e jaars doet een lesstage op een onderwijsplek naar keuze (PO, VO, MBO of speciaal onderwijs), zodat er verdieping binnen de brede theaterpedagogische praktijk kan plaatsvinden. Ook kiezen 3e jaars studenten in een langer maaktraject voor het werken vanuit repertoire, een thema of community/locatie met spelers naar keuze. Zo is er na de gezamenlijke verkenning ruimte om te verdiepen, daar waar de interesse van de student ligt. Wetende dat vaardigheden die daar getraind worden, ook toepasbaar zijn binnen andere contexten. Uiteindelijk heeft de student goed zicht op welk soort deelnemers, onderwijsgebied en proces het zich wil richten in het 4e jaar.

Leren als community

De eerstejaars werken voornamelijk met elkaar als klas. In het 2e en 3e jaar wordt er zowel in de ‘jaargroep’ gewerkt als in samengestelde groepen tijdens de keuzeblokken waarbij 2e/3e/4e jaars gemixt worden. Ook wordt in deze keuzeblokken samengewerkt met andere opleidingen, een ontwikkeling die we als opleiding graag aanjagen binnen de ATD. Komend studiejaar wordt er samengewerkt met ATKA, Regie en OPP. We hopen het jaar daarna het uit te breiden naar andere opleidingen.
Zo kunnen de verschillende jaren en studenten ook van en met elkaar leren. Studenten verkort en voltijds kunnen waar mogelijk en passend in de ontwikkeling, deelnemen aan elkaars programma. Studenten krijgen binnen het curriculum dus ruimte om hun eigen leerproces actief vorm te geven binnen de actuele praktijk. Aanwezige competenties worden zo op een hoger niveau gebracht en verder ontwikkeld. Evaluatie, beoordeling en feedback hebben mede als doel de bewustwording en het verdiepen van deze competenties te ondersteunen. Ook geven de studenten feedback op het programma middels (online) evaluaties. Dit gaat zowel over losse projecten als de samenhang in het curriculum. Zo wordt de visie en de inrichting van het onderwijs ook door de studenten gevoed.

Delen