Docent:  Loes van der Pligt
Periode: 1ste semester
Duur: 5 weken x 12 uur en 2 weken x 10 uur
Studiebelasting: 80 contacturen

Bijdrage aan de competenties:
I- Creërend vermogen.  II - Ambachtelijk vermogen.  III - Onderzoek en reflecterend vermogen.  
IV - Vermogen tot ontwikkeling.   VI - Communicatief vermogen.  VII - Vermogen tot samenwerken.

Vakbeschrijving
In de lessen gaat het in eerste instantie om het ontwikkelen en aanscherpen van het fysiek, ruimtelijk, beeldend en theatraal bewustzijn. Weten wat je doet, hoe loop je, hoe kom je binnen en welke lichaamsdelen beweeg je, wanneer doe je niets, waar kijk je naar en kijk je echt,
wat hoor je. De beweging en het dynamoritme creëren een intentie en voeden zo de beweging
en het spel. Wat is je plek in de ruimte en welke betekenissen draagt dit in zich en wat is je plaats ten opzichte van de anderen in de ruimte. Wat is het beeld wat je creëert en welke betekenis heeft dit in zich en hoe kun je dit versterken of ontkennen of veranderen. Alles heeft een betekenis en ook niets doen is iets.
Het gaat over het spelen in het hier en nu, spelen vanuit impulsen. Over het bewust worden van je parasiet bewegingen en deze kunnen weglaten of kunnen inzetten. Het kunnen improviseren vanuit een opdracht en het samen kunnen spelen. Het kunnen creëren van theatrale beelden. Het afpellen van het spel om bij het persoonlijk spel neutraal uit te komen. Jezelf aan het spelen houden, je spel blijven voeden met alles wat er gebeurt. Je niet verstoppen achter een vorm, maar juist de openheid en de kwetsbaarheid durven te tonen. Het kunnen schakelen en transformeren en de geloofwaardigheid van het spel. Het kunnen maken van kleine etudes naar aanleiding van opdrachten.

Concrete leerdoelen:
De student
1.    Kan in spel en beweging beginnen vanuit het persoonlijk neutraal.
2.    Kan vanuit impulsen en improvisatie werken.
3.    Laat in zijn spel zien zich bewust te zijn van zijn fysiek en de zintuigen en kan dit inzetten.
4.    Is in staat om te transformeren en te schakelen.
5.    Kan het fysieke spel verbinden met de emoties.
6.    Reageert op de ander in het hier en nu en kan samen spelen.
7.    Toont zijn fascinatie, noodzaak en gedrevenheid voor theater en het spelen.
8.    Creëert een verhaal of sfeer in handeling, beweging en of beelden.
9.    Kan spel/beweging herhalen.
10.    Analyseert de taal van het lichaam en theatrale ingrediënten en kan dit verwoorden.
11.    Is zich altijd bewust van de ruimte en gebruikt deze in zijn spel.

Werkvormen:
Gezamenlijke opwarming - Fysieke en spel opdrachten- Improvisatie –
Solo/duo/groeps  maakopdrachten - Werken aan een eindpresentatie

Studiemateriaal:
Teksten uit poëziebundels en toneelstukken

Wijze van Toetsing:
Permanente feedback en aanwijzingen tijdens de les, feedback nav de maakopdrachten  en het spelen in de eindpresentatie van de lessen geeft informatie over de kwaliteit en het begrip van de student.

Beoordelingscriteria
I: 1 tm 6    II: 1 tm 6     III: 1 tm 5    IV: 1-2-3    VI: 2-5    VII: 1-2-5

Delen