Periode, duur
Jaar 1, 1ste en 2de semester, 8 uur per week

Studiebelasting
Contacttijd 10 uur per blok individuele begeleiding  
Zelfstandig werken in de praktijk 8 uur per week x 40 weken

Bijdrage aan de competenties
1.1,1.2,1.3,1.4,1.5, 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 3.3, 3.5,

Samenvatting van de inhoud
Binnen de opleiding wordt er beroepspraktijkervaring opgedaan in verschillende  werkvelden. Studenten moeten bij aanvang van de studie over een praktijkplek beschikken (tenminste 8 uur per week). Dit kan een plek zijn waar ze betaald of onbetaald werkzaamheden verrichten die aansluiten bij het vak van de theaterdocent. Een plek binnen een van de werkvelden waar ze het geleerde in de praktijk kunnen brengen. Op deze plek kunnen studenten vragen voor het eigen leerproces opdoen en daarmee dient de plek als inspiratiebron voor de cases die
de student aandraagt tijdens de lessen en colleges. Zo ontstaat er daarbij een wisselwerking tussen het programma dat op de Academie wordt gevolgd en het praktijk- en stage-gedeelte.
De werkervaring die studenten hebben opgedaan is van grote invloed op de verdere invulling van het stageprogramma dat verder wordt afgestemd op de leerbehoefte van de student. Voor de praktijkervaring in de overige werkvelden wordt samen met de student gezocht naar geschikte stageplekken.
De begeleiding van de studenten bij werkplekken en stageplekken is in handen van begeleiders van de praktijkbegeleiders.

Leerdoelen
De leerdoelen worden door studenten zelf geformuleerd op basis van hun ontwikkeling op dat moment en hun leerbehoefte.
Dit omdat de startpositie van iedere student sterkt verschilt. Sommige studenten hebben een grote ervaring in het lesgeven. Anderen hebben geen enkele ervaring. De leerdoelen richten zich op de beoordelingscriteria die gelden aan het einde van ieder semester.

Werkvorm
Praktijkopdrachten, reflectieopdrachten

Wijze van beoordeling
Aanwezigheid (90%)
Beoordeling op basis van criteria en zelfevaluatie

Beoordelingscriteria

  1. Student is in staat spelers/leerlingen mee te nemen in de verbeelding.
  2. Student heeft oog voor de theatrale mogelijkheden van opdrachten.
  3. Student is in staat een heldere opbouw aan te brengen in de les/repetitie.
  4. Student heeft oog voor zijn/haar spelers of leerlingen, hun ontwikkeling en dat wat ze nodig hebben om zich door te kunnen ontwikkelen.
  5. Student maakt de indruk zijn/haar arsenaal aan theaterpedagogische inzichten en vaardigheden uit te willen breiden en kan hier woorden aan geven.

Opmerking
Het werken op de praktijkplekken is gekoppeld aan de input van het programma op de academie. De vakken Overdracht Theorie en Vloer zijn verbindingsvakken. Tijdens de vloerweekenden komen de praktijk en het programma van de maandagen samen. In de weekenden wordt op basis van een maakopdracht gewerkt met ongetrainde spelers van verschillende leeftijden en achtergronden.

Delen