Docent: Dwayne Toemere
Periode: 1ste semester en 2de semester
Duur: 1 week x 3 uur – 1 week x 5 uur - 2 weken x 5,5 uur  - 5 weken x 3,45 uur = 37,45 u
2e semester: 1 week x 12 uur en 1 week x 6,5  uur = 18,5 uur
Studiebelasting:  56,15 contacturen
 
Bijdrage aan de competenties
I- Creërend vermogen.  II - Ambachtelijk vermogen.  III - Onderzoek en reflecterend vermogen.  
IV - Vermogen tot ontwikkeling.   VI - Communicatief vermogen.  VII - Vermogen tot samenwerken.

Vakbeschrijving
De basis van de lessen bestaat uit het trainen van de mimetechniek of mime corporel van
Etienne Decroux. Het startpunt van de training is een neutrale houding, de ’zero’. Vanuit de zero, een uitgebalanceerde houding, beginnen de studenten te bewegen. Over het algemeen is het doel van de training om het bewustzijn van de studenten te vergroten: van hun afzonderlijke lichaamsdelen, bewegingsrichtingen en de uitdrukkingskwaliteit.
In het tweede jaar werken we vooral aan de articulatie van de verschillende onderdelen van het lichaam: hoofd, nek, borst, middel en bekken. We trainen het precies benoemen van de scharnierpunten van het lichaam en de bewegingsruimte van ieder deel van het lichaam. De nadruk ligt in de bewegingsruimte; niet op kwantiteit maar kwaliteit. Een essentieel onderdeel van de training betreft het afleren van gewoontes. Hoe hardnekkiger de bewegingspatronen of houdingen zijn, hoe meer tijd het kost om deze patronen te doorbreken om een neutrale houding en een neutrale manier van bewegen te vinden. Het vasthouden van deze patronen is vaak gekoppeld aan psychologische verdedigingsmechanismen. Daarom kost het tijd en is een veilige omgeving belangrijk om deze patronen los te laten en verandering toe te laten. In de techniek les ligt de nadruk op het herhalen van de verschillende oefeningen en niet op het bewegen binnen een eigen bewegingsidioom of ’comfort zone’. Het doel hiervan is om de keuzemogelijkheden en het repertoire aan beweging te vergroten en te verfijnen, en niet te vertrouwen op een manier van bewegen waar de studenten makkelijk op teruggrijpen. Dit houdt in dat er een periode van aanleren is, waarin de studenten de plank nog mis kunnen slaan. Net als bij het leren spelen van een instrument zijn er binnen de techniek verschillende stadia waar je doorheen moet, ieder op zijn eigen tempo. Daarbij heeft elke nieuwe stap zijn eigen periode van onwennigheid.

Concrete leerdoelen  
De student:
1.    beheerst zijn of haar lichaam
2.    kan de verschillende onderdelen benoemen van het lichaam
3.    heeft een ruimtelijk inzicht van het lichaam
4.    is autonoom in het uitzoeken van verschillende technische oefeningen
5.    kan goed observeren en correcties toepassen
6.    heeft  zich het vocabulaire van mime-corporel eigen gemaakt.

Werkvorm(en)
Het trainen van de mimetechniek gebeurt klassikaal in een studio met een spiegel. Na de warming-up routine werken we en groupe aan het trainen van articulaties en dynamoritmes. Afwisselend werken de studenten in kleinere groepen of tweetallen en regelmatig wordt de spiegel weggelaten om de mime-techniek in het lichaam te vinden.
Figuren
We werken aan een neutrale houding en een neutrale manier van bewegen door middel van figuren. Een figuur bestaat uit een serie van bewegingen die samen een praktische toepassing vormen. Dit kan bijvoorbeeld door middel van tegenkracht: het openen van een wijnfles met een kurkentrekker, een klokkenluider die een klok luidt of het trekken van een zwaard. Het kan ook in figuren met een emotionele expressie zijn zoals: ’exaltation’ (vervoering of extase), denken, angst, offreren, etc.
Loopjes en draaien
Met een loopje kun je een karakter definiëren. De manier waarop iemand loopt is een uitdrukking
van een persoonlijkheid en dynamoritme – de relatie tussen iemands natuurlijke lichaamsspanning en het ritme. Het is ook een uitdrukking van hoe diegene zich voelt op dat moment. Het bestuderen van verschillende manieren van lopen, zoals de ‘Walks of Style’, helpt de studenten bij het verbreden van hun bewegingsvocabulaire en helpt bij het veranderen van bewegingsgewoontes.
 
In het bestuderen van loopjes werken we aan:

  • het plaatsen van het gewicht
  • hoe het gewicht op het standbeen neerkomt.
  • de mate van gebogenheid of gestrektheid van het standbeen
  • het passeren van het speelbeen (hoe het been naar voren komt)
  • hoe zwaar of licht het loopje is
  • wat de dramatische kwaliteit van het loopje is; d.w.z. het verschil tussen het loopje van een koning, een soldaat of een havenwerker; we maken ook een onderscheid tussen één stap, wat een aankomst of een gewichtsverplaatsing is,  twee stappen, wat een loop is en een draai, wat roteren op de plaats is i.p.v. een loopje in een curve of een afgebogen loopje.

Studiemateriaal  
Er wordt gebruik gemaakt van literatuur over mime-corporel zoals het Handboek van de Mime en This precious jewell, Mime the body as an instrument. Ook wordt er gebruik gemaakt van videomateriaal ter inspiratie voor de mime-techniek.

Wijze van toetsing  
In de lessen krijgen de studenten feedback op de uitvoering van de techniek. Aan het eind van ieder blok krijgen de studenten de opdracht om autonoom een aantal technische oefeningen eigen te maken en uit te werken. De opdracht is dat ze aan het eind van een blok een eigen bewegingsfrase hebben vormgegeven op basis van de mime-corporel. Halverwege het blok is er een kort evaluatie moment waarop de studenten 1 op 1 in een kort gesprek kunnen zeggen waar ze nu staan, hoe het is gegaan en waar ze nog aan willen werken.

Beoordelingscriteria
I: 1 tm 6    II: 1 tm 6     III: 1 tm 5    IV: 1-2-3    VI: 2-5    VII: 1-2-5

Delen