Periode: 1e semester  en 2de  semester
Duur: 3 weken x 6 uur
8 weken x 6 uur en 5 weken x 3,45 uur = 66,45 uur    
Studiebelasting: 84,45 contacturen 18 uur
 
Bijdrage aan de competenties
I- Creërend vermogen.  II - Ambachtelijk vermogen.  III - Onderzoek en reflecterend vermogen.  
IV - Vermogen tot ontwikkeling.   VI - Communicatief vermogen.  VII - Vermogen tot samenwerken.

Vakbeschrijving
De techniek ontwikkeld door Etienne Decroux, mime corporel dramatique, wordt behandeld als analyse en mimesis van het anatomisch lichaam en menselijk fysiek gedrag d.m.v. isolaties en articulaties van de lichaamsdelen, zowel puur technisch (mime corporel) als toegepast in figuren (dramatique). Aan de orde komen:
•    Isolaties & articulaties
•    Rotaties, inclinaties in het laterale- en dieptevlak, van hoofd, nek, buste, torso en romp.
•    Recta ligne, hoofd, nek, hamer, borst, buste, middle, torso, bekken, romp, demi eiffel, tour eiffel (voet geworteld), tour eiffel absolute (voet ‘op de skie’). Annelé base fixé, in het laterale- en dieptevlak en in rotatie.
•    Armen en handen in vorm en dynamiek, zoals ailé d’aigle, il pleut, parallel beneden, dak, waterlijn, v, parallel boven, klimop, touwtjes, verharding, besmetting, antenne d’escargot, tocs, causalité (oorzaak of startpunt en gevolg of aankomst van een beweging), adieus, coquille, salamandre, marguerite, trident, palette, anemone.
•    Loopjes, draaien, sprongen en gewicht, zoals bijvoorbeeld marche de base, marche en fondue, polonaise, grenadier anglais, grande dame, cape turn, effondrements, rateau, piston.  Hierin worden technische vormen en dynamieken toegepast zoals de plaatsing van de voet (hiel teen, teen hiel of parallel), gestrekt of gebogen been (standbeen), het passeren van het been (speelbeen) verplaatsing van het gewicht en de grootte van de stap, tronc par les jambes, glissade, deux vitesse en meme temps, arrivée imperceptible etc.
•    Figuren: de denker, biped ofwel het tweevoetig dier, exaltatie, het aanbieden van het koord, de musketier, de kurkentrekker, rechtvaardigheid. In deze zogenaamde figuren worden gecombineerde technieken en dynamieken samengebracht tot een artificiële fysieke vorm in een repertoire getrouwe, theatrale vertaling van het lichaam.
•    Triples: triple designs en amputaties, hoofd, borst, bekken en tour eiffel. Annelé in triple designs, een tekening in drie richtingen, te weten rotatie, lateral en diepte, uitgevoerd met hamer, torso, romp en transport van het gewicht.
•    Compensaties & contradicties: bewegingen waarin twee elementen tegelijkertijd in tegengestelde richtingen inclineren (buigen) of roteren (draaien), zoals bijvoorbeeld hoofd naar rechts, nek naar links of nek naar voren, borst naar achter). Continuering van de descents zoals descent dans la tombe en mort lente en grote technische vormen zoals bascule.
•    Zelfstandig creërend werken met de geleerde techniek door middel van zelfstandig memoreren van technieken, dynamieken en figuren en door middel van zelfstandige maakopdrachten vanuit de techniek, zoals bijvoorbeeld het maken van een solo etude vanuit triples met de borst.
•    Verbinding: in alle hierbovengemoemde elementen is verbinding een essentieel onderdeel. Hiervoor is niet alleen een werkend lichaam, maar ook een activiteit van denken van belang, m.a.w. de relatie tussen lichaam en geest, handeling en gedachtestroom.

Concrete leerdoelen
De student:
1.    (speelt / danst /) beweegt vanuit een eigen, hedendaags bewegingsidioom dat volledig in verbinding staat met de mime corporel techniek en diens filosofie, die een fysieke en innerlijke logica dicteren van waaruit hij/zij eigen bewegingskwaliteit ontwikkelt. Enerzijds zonder de techniek te nivelleren tot alleen een training, anderzijds zonder de clichématige interpretatie van tijdgebonden pantomime repertoire
2.    laat zien dat hij/zij met een open en kritische mentaliteit zoekt naar verbinding met de traditie van het ambacht, om deze fysiek en intellectueel eigen te maken met zijn/haar lichaam als instrument
3.    kan werken met de ‘pure’ mime corporel techniek op fysiek technisch niveau, op intellectueel, verbaal niveau en op onderzoekend niveau binnen het ontwikkelen van eigen bewegingskwaliteit
4.    toont aan dat hij/zij op autonome wijze kan (samen)werken
5.    is in staat tot het maken van keuzes in het moment, binnen de complexiteit van overgave en controle, aangeven en volgen, creëren en uitvoeren, denken en doen, manipuleren en laten gebeuren, vrijheid en beperking en het dragen van de consequenties van die keuzes.

Werkvorm(en) en hun inhoud
Opdrachten, training, instructie/college, werkgroep, workshop, project/voorstelling;
verschillende en mengvormen kunnen van toepassing zijn.

Training
Klassikale training van de mime corporel techniek, Etienne Decroux, voor de spiegel. De studenten volgen de techniek die wordt voorgedaan en horen de bijbehorende technische begrippen. Er wordt tevens een beroep gedaan op het oefenen van zelfstandig handelen binnen deze training, door de studenten beurtelings de ‘aangevende’ rol te geven. Dit stimuleert en activeert het zelfstandig denken in en uitoefenen van de techniek en het gebruik van het verbale, technische begrippenapparaat. Ze trainen zo het memoreren en reproduceren van het fysiek vocabulaire en het actief denkend vermogen m.b.t. bijbehorend verbaal vocabulaire. Deze training geldt ook voor de toepassing van techniek d.m.v. figuren en repertoire. Een beroep wordt gedaan op het creërend vermogen, door ook eigen figuren te ontwikkelen aan de hand van de techniek.
Training & opdrachten
Door middel van duo-opdrachten trainen de studenten bovengenoemde en meer. Hier vindt een stapeling plaats. De basis is het klassieke vocabulaire, fysiek en verbaal. Ze werken hier geheel zelfstandig, door met afwisselend ‘aangevend’ (beeldhouwer) en ‘uitvoerend’ (beeld) mime corporel technische opdrachten te werken. Vervolgens voegen ze aan deze basis ook zogenaamd afwijkend vocabulaire (fysiek en verbaal) toe, zoals b.v. ‘steek je tong uit’. Overigens kan dit afwijkend vocabulaire zeer (mime corporel) technisch benadert worden zoals, inclineer je tong naar achter/voor. Ze trainen zeer bewust met het mime corporel technische vocabulaire te werken en denken, tegelijkertijd te experimenteren met hoe ver ze de opvatting van het vocabulaire kunnen oprekken en toch technisch getrouw, nauwkeurig en specifiek blijven. Ze onderzoeken zo een kwaliteit van bewegen, die zeer specifiek is vanwege het klassieke vocabulaire en tegelijkertijd een eigen logica zoekt daarbinnen, door het oprekken van de grenzen d.m.v. hun eigen ‘manipulaties’, zonder de klassieke techniek over boord te gooien. Dit is de eerste stap in het ontwikkelen van een eigen bewegingsidioom, verbonden aan het traditioneel repertoire.
Nog een duo-opdracht voegt toe dat de observatie getraind en aangescherpt wordt. De ene persoon beweegt ‘vrij’, de ander observeert, laat de bewegende persoon stoppen en benoemt de techniek die hij/zij waarneemt/registreert in het lichaam v.d. bewegende persoon. De bewegende persoon luistert, registreert de observaties van de ander in eigen lichaam en verscherpt deze waar nodig. Deze rollen worden omgedraaid.
Ook worden impulsen getraind d.m.v. de zogenaamde ‘stop oefening’. De student volgt zijn/haar impuls in beweging en geluid. Het moment dat er een ‘stop’ aangegeven wordt, schakelt de student naar een andere beweging en geluid. Hier wordt schakelen en scherpte getraind, maar ook overgave en het loslaten van controle. Uiteindelijk leidt zede oefening naar het trainen van een paradoxale mentaliteit van de beweger/performer, omdat de student toewerkt naar het geheel zelfstandig loslaten van controle, het toelaten van overgave, maar tegelijkertijd in staat is binnen eigen impulsen te schakelen, door zelfstandig ‘stops’ in te bouwen én als autonoom denkend lichaam, te registreren en reproduceren welke bewegingen en geluiden zojuist zijn ontstaan. Hierbij komt ook nog eens dat de student open en sensitief moet blijven voor details die hem/haar gaandeweg gebeuren/overkomen, tijdens het reproduceren, zoals b.v. in de war, gefrustreerd raken, opdat deze ook gereproduceerd worden. Complexiteit en tegenstrijdigheid van het autonoom denkend lichaam van de beweger/performer wordt hier getraind.
Artistiek onderzoek
Met alle bovengenoemde kwaliteiten die getraind worden/zijn, gaan de studenten vervolgens een bewegingsonderzoek aan. Het onderzoek heeft als doel het ontwikkelen van een eigen bewegingsidioom van de student performer. Dit ontwikkelingsproces heet idioming en vind plaats in een meer intensieve, projectachtige werkvorm van één week á twee weken.
De eerst genoemde duo-opdracht wordt nu individueel door de student uitgevoerd, m.a.w. iedere student is beeldhouwer en beeld tegelijkertijd; geeft zichzelf opdrachten in zowel klassiek als afwijkend technisch vocabulaire. Maar omdat meerdere studenten tegelijk op de vloer aanwezig zijn, dienen zij zich ook bewust te zijn van wat de anderen doen, door kijken en luisteren, door bewust te zijn van de ruimtelijke compositie die er ontstaat en de muzikaliteit en/of dynamiek. In dit onderzoek is het belangrijk dat de student performer
autonoom te werk gaat en tegelijkertijd samenwerkt; zich niet mee laat slepen of vastklampt aan een ander, maar ook niet verdwijnt in een solistisch isolement. Vanuit het bewustzijn van deze twee aspecten en de complexiteit van de verschillende lagen van de bovengenoemde kwaliteiten die getraind zijn, maken ze voortdurend keuzes in het moment. Ze geven zichzelf opdrachten, maar het kan ook zijn dat de student besluit een opdracht van een ander te volgen en/of zijn/haar opdracht gevolgd wordt. Ook in dit onderzoek zit een specifieke opbouw en wordt de studenten verschillende structuren aangeboden om te onderzoeken. Binnen deze onderzoekstructuren is de student op zoek naar een fysiek vocabulaire, dat gearticuleerd kan worden, maar ook in een bepaalde volgorde kan worden geplaatst, geordend, waardoor verschillende betekenissen worden gecreëerd. In het proces van idioming wordt gebruik gemaakt van woorden (over mime), maar de focus ligt op physical idioming d.m.v. mime corporel techniek, zijn wetmatigheden en logica. De student construeert zo fysieke ‘zinnen’ d.m.v. van dit vocabulaire, door ordeningsprocessen te onderzoeken en hun betekenissen, door het veranderen van volgorden. Het intellect, die spier in de schedel, wordt net zo getraind. Gedachten isoleren, gedachtebewegingen structureren, het denken rangschikken naar een bepaalde betekenis, die je van het lichaam kunt lezen. De vraag is, hoe beïnvloedt en manipuleert idioming de geest en het lichaam, beide kanten op. Kan je bekken een gedachte articuleren, die je buste in beweging zet, en die vervolgens weer je denken beïnvloedt. Ook zijn er bepaalde fysieke begrenzingen, lichamen hebben stijve gewrichten; opstandige articulaties, heeft de geest die ook, wat zijn deze rebelse articulaties van de geest en in welke richtingen willen we gewrichten en gedachten buigen of plooien?
Het belang van de samenwerking tussen lichaam en geest en het trainen en ontwikkelen hiervan voor de performer komt niet uit de lucht vallen, het vindt zijn oorsprong bij Decroux zelf:
Het lichaam is een handschoen waarvan de vinger de gedachte is. “Pensée, poussée, pouce et pincée,” die in het Frans bijna homoniemen zijn, zijn ook bijna synoniemen. (“Denken, duwen, duim en drukken.”) Ons denken duwt onze gebaren, zoals de duim van een beeldhouwer vormen duwt, en ons lichaam, vormgegeven van binnenuit, strekt zich.
Ons denken, tussen zijn duim en wijsvinger, drukt de omslag van onze envelop en ons lichaam, vormgegeven van binnenuit, buigt. De mime is tegelijk beeldhouwer en beeld.
(Decroux, Paroles sur le mime, 1985)

Studiemateriaal
Paroles sur le mime/Words on Mime, Mime handboek, divers videomateriaal van mime corporel technisch repertoire. Eigen tekstfragmenten van studenten en/of tekstfragmenten van diverse filosofen, zoals b.v. Wittgenstein, Nietzsche, en toneelschrijvers zoals b.v. Beckett.

Wijze van toetsing
Evaluatie/beoordeling en feedback n.a.v. permanente feedback, aanwijzingen (op de vloer) en evaluatie/beoordeling n.a.v. training, uitvoering opdracht(en), onderzoekpresentatie(s).

Beoordelingscriteria
I: 1 tm 6    II: 1 tm 6     III: 1 tm 5    IV: 1-2-3    VI: 2-5    VII: 1-2-3-5

Delen