Periode: 2de semester
Duur: 3 weken x 6 uur en 2 weken x 20 uur
Studiebelasting: 58 contacturen

Bijdrage aan de competenties
I- Creërend vermogen.  II - Ambachtelijk vermogen.  III - Onderzoek en reflecterend vermogen.  
IV - Vermogen tot ontwikkeling.   VI - Communicatief vermogen.  VII - Vermogen tot samenwerken.

Vakbeschrijving
 Ik begin de lessen met het inventariseren van de wensen mbt tekst. Niet alle studenten willen even graag met teksten werken. Daarna ga ik de teksten eerst analyseren. Zeer technisch kijken waar de kernzinnen/woorden zitten, wat de bijzinnen zijn, waar de tekst precies over gaat.
Vervolgens doe ik gedurende een aantal dagen groep oefeningen waarbij ik allerlei technieken ‘aanraak’; wat doe je met een eerste zin? Hoe laat je de tekst uit je ‘buik’ komen.  
Vervolgens laat ik ze met  of zonder de teksten acts maken met schakels tussen extreem verschillende energieen. Dit is bij voorkeur niet ‘logisch’. Zo gaan we ontdekken wat deze schakels eventueel bijdragen aan een tekst/act. In die acts ligt steeds de nadruk op schakelen.
Soms gaan we de straat op om mensen te volgen/bestuderen. Met de hele groep laat ik ze een ‘dans’ maken. Uiteindelijk hebben we allerlei materiaal waarmee we naar een eindpresentatie werken.
Ik laat de studenten zoveel mogelijk (gedurende de lessen steeds meer) zelf dingen maken. Ik laat ze acts in verschillende volgordes monteren. Weer om te ontdekken wat dat eventueel betekend, welk verhaal er verteld wordt.
Verweven door alle lessen zit een zoeken naar de oorsprong van het spelplezier per student. Waarom kiezen ze voor bepaalde teksten/acts? Kennelijk zit daar en fascinatie aan ten grondslag. Vaak zie ik dat er gedurende de opleiding soms wat wensen vergeten zijn. Ik probeer dat met de studenten terug te vinden. En deze kracht te laten spreken.

Concrete leerdoelen
De student:
1.    Weet raadt met teksten, hoe deze te interpreteren, hoe deze te analyseren, de eventuele ‘angst’ voor teksten is minder.
2.    laat zien dat hij weet waar zijn spelplezier zijn oorsprong vindt en vervolgens met die eigen bron/kracht kan werken
3.    kan schakelen tussen extreme vormen/energieen en weet wanneer het schakelen bijdraagt aan de inhoud.

Gebruikte werkvorm(en)

  • De studenten gaan teksten analyseren en interpreteren. Dit gebeurt aan tafel
  • Daarna geef ik opdrachten tot improvisaties,
  • ‘Hartenstem’ oefeningen teneinde de teksten te laten leven en te ontheiligen.
  • Ik geef ook opdracht tot het maken van acts.
  • Trainingen in schakelen.


Gebruikt studiemateriaal
Ik gebruik zeer verschillende teksten uit de toneelliteratuur Soms ingegeven door 1 thema, soms bepalen de studenten zelf wat ze graag zouden willen doen.

Wijze van toetsing
Evaluatie/beoordeling en feedback n.a.v. permanente feedback en aanwijzingen (op de vloer).
Eindpresentatie
Na afloop van het blok (ongeveer twee weken daarna) kom ik nog 1 keer samen met de klas en geef ieder een evaluatie/beoordeling n.a.v. uitvoering opdracht(en), presentatie. Dit doe ik ook schriftelijk.

Beoordelingscriteria
I: 1 tm 6    II: 1 tm 6     III: 1 tm 5    IV: 1-2-3    VI: 2-5    VII: 1-2-3-5

Delen