Periode: 1e semester  
Duur: 5 weken: 1 week x 10,5 uur  en 4 weken x 13,5 uur
Studiebelasting: 64,5 contacturen
 
Bijdrage aan de competenties
I- Creërend vermogen.  II - Ambachtelijk vermogen.  III - Onderzoek en reflecterend vermogen. 
IV - Vermogen tot ontwikkeling.   VI - Communicatief vermogen.  VII - Vermogen tot samenwerken.

Vakbeschrijving
In deze spellessen wordt op de eerste plaats gewerkt aan transformatie door middel van fysieke beleving.  Het voorstellingsvermogen van de speler wordt gebruikt om in diverse lichamelijke toestanden te geraken, die op hun beurt zorgen voor een bepaalde psychische afdruk. Oftewel de lichamelijke toestand van een persoon vertaalt zich naar een geestelijke toestand, naar gevoel. 
De transformaties zijn te gebruiken om een al dan niet psychologisch te duiden personage te vormen, met een karakter, emoties, gedrag en fysieke mogelijkheden en onmogelijkheden.
De gevonden eigenschappen vormen in eerste instantie de manier waarop het personage zich gedraagt. In een volgende fase kunnen deze eigenschappen worden gestuurd, om het personage aan te passen aan het gewenste resultaat voor een scène of gehele voorstelling. 
Door de eigen persoonlijkheid en lichamelijkheid meer of minder een rol te laten spelen, wordt de mate van stilering bepaald. De transformaties zijn daardoor van extreem zichtbaar, tot bijna geheel verhuld te gebruiken.  
De transformaties zijn ook de bron om een groep of familie te vormen, waarbij de verschillende personages duidelijke overeenkomsten vertonen, terwijl het toch zelfstandig opererende mensen blijven. 

Plaatsing en verplaatsing vormen het tweede onderdeel dat wordt getraind in deze lessenserie. Hierbij wordt eerst non verbaal voor zichzelf beschreven wat men gaat ondernemen. Dat kan een handeling zijn, een verplaatsing, of een actie. Door het vooraf te beschrijven wat men gaat ondernemen, ontstaat er een zekerheid en rust binnen improvisaties en ruimte voor het zoeken naar oplossingen van scènes. Later kan het vooraf beschrijven worden losgelaten, terwijl de zekerheid en de rust in handeling en gedrag overblijven. De methode leert de speler ook meerdere zaken gelijk te ondernemen en te overdenken tijdens een scène. Tevens vergroot het de herhaalbaarheid van geïmproviseerd materiaal. 

De geleide fantasie vormt het derde onderdeel van de training. Tijdens een vertelling stelt de speler zichzelf voor als personage die de vertelling ondergaat. Het startpunt van waaruit men zich iets voorstelt kan de eigen persoon zijn of een gevonden personage. Zonder regie of commentaar uit te oefenen op zijn of haar verbeelding, ontstaan er door de vertelling resultaten. 
Deze persoonlijke verbeelding van het verhaal of de gebeurtenis vormen dan een geschiedenis, die gebruikt kan worden voor het personage met alle consequenties die daaraan verbonden zijn. Zo vormt de speler een uiterst gedetailleerd verleden wat is ontstaan en niet verzonnen. Een soort van kunstmatige werkelijkheid. Net zoals in de transformaties kunnen de resultaten gestuurd en gestileerd worden al naar gelang de scène en de voorstelling daarom vragen. 
 
Een vast onderdeel van iedere les vormt de training om het gebruik van de stem op natuurlijke wijze te verbinden aan een lichamelijke toestand. Zodat het personage een eigen stem, goede plaatsing en specifieke kleur krijgt.
 
Concrete leerdoelen
De student:
1.    kan fysiek transformeren vanuit verschillende ingangen zoals: stemmingen, kleuren bestaande personen, voorwerpen en muziek
2.    laat zien de gevonden transformaties te kunnen stileren
3.    is in staat te schakelen tussen de verschillende gevonden transformaties
4.    toont de gevonden transformaties al dan niet verhuld te kunnen gebruiken
5.    heeft het vermogen zich te bewegen, te verplaatsen en te handelen in de diverse gradaties van transformatie
6.    kan geleide fantasie gebruiken als middel tot vorming van personages, met een fysiek, een karakter, karakteristiek gedrag en stemmingen
7.    laat zien de gevonden personages te kunnen inzetten als bron tot het vormen van materiaal voor diverse scènes
8.    is in staat de stem op een natuurlijke wijze te kunnen koppelen aan de fysiek gevormde personages
9.    kan zijn stem plaatsen en goed verstaanbaar over laten komen.

Werkvormen
•    Spelopdrachten
•    Trainingen in transformatie
•    Trainingen in verplaatsing, handeling en gedrag
•    Trainingen in plaatsing van de stem
•    Het maken van etudes in duo’s en kleine groepen

Studiemateriaal
•    Opdrachten
•    Bestaande theaterteksten
•    Door personages uit geleide fantasie gevormde tekst
 
Wijze van toetsing
•    Permanente observatie van het getoonde spel en daaraan gekoppelde feedback en aanwijzingen.
•    Eindpresentatie van alles waaraan gewerkt is gedurende deze lesperiode

Beoordelingscriteria
I: 1 tm 6    II: 1 tm 6     III: 1 tm 5    IV: 1-2-3    VI: 2-5    VII: 1-2-3-5

Opmerkingen
De lessenserie heeft directe samenhang met de andere mime en spellessen zoals deze zijn gegeven in de voorafgaande jaren. Een mogelijke verdieping van het materiaal volgt in het vierde jaar.
 
 

Delen