Visie op regisseren 
Onze slogan is: 'Alles kan mits goed gedaan'. 
De opleiding wil een matrix aanbieden aan de student-regisseur om de systemen van de grote zaal aan te kunnen. Deze matrix is natuurlijk te gebruiken op elke schaal en in elk model. 

Het (denkbeeldige) doek gaat open en wat men ziet is vorm, ook als er gekozen is voor een 'black box' is dat nog steeds een keuze voor vorm. Die vorm moet een synthese zijn van creatief denken en voelen, samengebracht en uitgewerkt door een scenograaf, een regisseur en een creative team. Bij een grote-zaal voorstelling moet de vorm doorgaans acht weken voor de première klaar zijn, de tekeningen gaan ongeveer rond die tijd naar het atelier voor realisatie. Regisseur en scenograaf moeten dus voorstellingsvermogen hebben en goed de kernvragen omtrent het materiaal wat op de planken moet komen bevragen. De regisseur zal uit de gekozen vorm een eigen regietaal ontwikkelen. 

De opleiding benadrukt dat naast verschillende regietalen die aangeraakt worden, hetzij in praktische lessen hetzij via geschiedenis/analyse-lessen, ambacht op zich niet bestaat. Een regietaal moet telkens opnieuw uitgevonden worden. De sleutel hiertoe is de inhoud in combinatie met de vorm! Er zijn twee grote groepen te onderscheiden onder de regisseurs, zij die vanuit de inhoud een vorm en een regietaal laten ontwikkelen, uitgaande van wat de inhoud nodig heeft aan specificatie. En er is een groep die eerder inhoud en vorm naar zich toe halen altijd vanuit hun eigen stijl en smaak, waarbij stijl en smaak vooraf gaan aan de inhoud. Beide manieren moeten hun plaats kunnen vinden in de opleiding en in al hun variaties daarbinnen. 

De auditierondes
Aan het begin van de spiraal staan de auditierondes. Zij zijn bijna het curriculum in een notendop. We stellen de auditanten de vraag: zoek naar een grote pijn en een grote vreugde, koppel daaraan een aantal bronnen (kunst, film, tekst) en beschrijf twee keer de regie van je dromen: één vanuit de pijn en één vanuit de vreugde. In de eerste ronde komt daarover een gesprek. Vreugde en pijn zijn maar twee hulpstukken om een poging te wagen de regisseur op zoek te laten gaan naar de eigen oerstem, de schreeuw als kunstenaar, de noodzaak en thema's waarop de student als regisseur resoneert om bijvoorbeeld de komende veertig jaar theater te kunnen maken. Daarnaast, in die eerste ronde, maakt de auditant tien minuten toneel met als ingang: 'Ergens tussen het persoonlijke en het wereldse'.

In de tweede ronde gaat de auditant aan de slag met een geschreven tekst, ook daar willen we inzicht krijgen in de invalshoek, kerngedachte, noodzaak en bronnen. Nauwkeurig wordt de vormkeuze gecheckt: kan de student vormelijk denken en/ of geeft de student's verbeelding de mogelijkheid om met een juiste vraag naar een vormgever te gaan? Wat ziet de student, wat wil de student zien? 

In de derde ronde komt de student met eigen materiaal en eigen acteurs en werkt aan een regie. Ligt daar een oorspronkelijk plan aan ten grondslag en is er de mogelijkheid om een dramaturgie uit te zetten op toneel, is die dramaturgie leesbaar? Voor welk publiek wil de student deze voorstelling maken. Wat? Waarom? Hoe? Waar? De telkens weer belangrijke vragen.
 

Delen